De afgelopen maanden hebben de vakbladen vol gestaan met waarschuwingen over het ravijn dat gemeenten naderen. Dit ravijn wordt grotendeels veroorzaakt door de wijziging van de systematiek van de algemene uitkering van het Rijk (het gemeentefonds). Hoe diep het ravijn uiteindelijk wordt en hoe snel gemeenten aan de rand van het ravijn staan, is nog afhankelijk van de ontwikkelingen. Het Rijk heeft onlangs het ravijn iets minder diep gemaakt, door o.a. het schrappen van de opschalingskorting en door de invoering van de nieuwe systematiek te vervroegen. De afgrond is met die oplossing wel dichterbij gekomen, want die gevolgen zijn volgend jaar al voelbaar.
Nu is dit ravijn(jaar) al heel lang bekend en zijn al veel gemeenten bezig met het antwoord op de vraag hoe daarmee om te gaan. Er zijn ongeveer vier verschillende reacties:
- Bezuinigen, zodat het gat tussen inkomsten en uitgaven kleiner wordt
- Voorzieningen/activiteiten/dienstverlening voor burgers en bedrijven afbouwen/stopzetten
- Verkopen van gemeentelijke activa
- Verhogen van inkomsten
U kent mij als fiscaal specialist, dus ik ga het niet hebben over de eerste drie reacties. Ik wil het hebben over de laatste (maar niet de minste) mogelijkheid, en dan met name het verhogen van de lokale belastingen. Eventuele inkomsten uit pacht, huur, dividend of reclamecontracten laat ik voor wat ze zijn.
Bij de lokale belastingen kan worden gedacht aan het verhogen van bestaande algemene belastingen, zoals de onroerende-zaakbelastingen op woningen en niet-woningen. Maar in 2026 zijn er weer gemeenteraadverkiezingen, dus de optie van verhogen van de OZB is niet populair. Het intensiveren van de bestemmingsheffingen (riool- en afvalstoffenheffing) is uiteraard ook een optie als ze nog niet kostendekkend zijn, maar ook die behoren tot de woonlasten. Bij veel gemeenten is er (vrijwel) geen ruimte meer om de tarieven voor de bestemmingsheffingen te verhogen, omdat alle kosten reeds worden doorbelast. De retributies (leges, begraafrechten, haven-, kade- en marktgelden) kunnen ook geïntensiveerd worden om ze tot een kostendekkende exploitatie te krijgen. Dat stuit vaak weer op andere vaak zeer verschillende uitdagingen. Denk bijvoorbeeld aan de onzekerheid van de nieuwe Omgevingswet, aan de noodzakelijke invoering van voorzieningen voor afkoop van onderhoudsrechten van graven, of aan de maximumtarieven en -opbrengsten die het Rijk en Europa voorschrijven. Gelet op de toegenomen druk op de kostendekkende heffingen (gemiddeld komen er 15 zaken per jaar bij de belastingrechter en de verwachting is dat dat nog gaat toenemen) is het zeker belangrijk om deze heffingen goed door te rekenen en te bezien of er nog kostensoorten zijn die nog niet zijn opgenomen in de geraamde baten en lasten. Maar hiermee ga je het ravijn waarschijnlijk niet overbruggen. Dan is er een rigoureuzer plan nodig.
Een optie zou kunnen zijn het verhogen van tarieven van de verblijfsbelastingen (toeristenbelasting en forensenbelasting). Of als deze nog niet bestaan in de gemeente, het invoeren van (één van) deze belastingen. De toeristenbelasting wordt door enige koplopers in het land (bijv. Amsterdam met een tarief van € 14,- per persoon per nacht voor cruisepassagiers en 12,5% van de logiesomzet voor de ‘land’toeristenovernachtingen) zo hoog opgevoerd, dat het gemiddelde vanzelf hoger wordt in Nederland en alle gemeenten hun tarieven mee kunnen aanpassen aan die opwaartse druk. Of het verstandig is om de gemeente Amsterdam te volgen in deze tarieven moet iedere gemeente voor zichzelf afwegen. Amsterdam wil in elk geval minder toeristen binnenhalen, het liefst alleen nog de vermogende toeristen. Maar alles is mogelijk en er zijn geen wettelijke maxima, dus the sky is the limit en toeristen zijn geen kiezers! Ook het aanboren van nieuwe groepen belastingplichtigen, zoals arbeidsmigranten en alle Airbnb-accommodaties, is een mogelijkheid die geld zal opleveren. Het in kaart brengen van die groepen is heel lastig, maar binnen afzienbare tijd hopen we toch een goede stroom informatie te krijgen vanuit verhuurplatforms als Airbnb. Hoe dat werkt, heb ik een keer uitgelegd in een eerdere column. Ik verwijs u voor het gemak naar die column Toeristenbelasting, oud en (vooral) nieuw.
Veel gemeenten heffen toeristenbelasting, maar niet al deze gemeenten kennen ook forensenbelasting. Forensenbelasting is kort gezegd de heffing op tweede woningen. Dat kunnen zowel luxe onroerende zaken zijn als goedkope stacaravans, als ze maar gemeubileerd zijn en meer dan 90 dagen ter beschikking worden gehouden. Een aantal gemeenten heft van deze tweede woningen toeristenbelasting, zodat zij het niet nodig vinden om forensenbelasting te heffen. Maar los van het feit of je wel toeristenbelasting kunt heffen van deze stacaravans en woningen van de eigenaren zelf (betaling voor de overnachting is immers wel een voorwaarde) bedraagt de opbrengst van de toeristenbelasting voor een dergelijke woning meestal niet meer dan een paar honderd euro. De forensenbelasting kan wel oplopen tot vele duizenden euro’s per woning. Kortom, een interessante optie voor een gemeente die geld wil binnenhalen van een groep (niet-inwoners) die veelal zo vermogend is dat ze er een tweede woning op kan nahouden.
En dan heb je nog wat kleinere heffingen, zoals de precariobelasting op terrassen etc., de parkeerbelasting en de hondenbelasting. Die laatste is door veel gemeenten afgeschaft met het oog op de plannen die er destijds lagen voor afschaffing van deze belasting. Het toenmalige kabinet Rutte heeft deze plannen al naar achteren geschoven naar een toekomstig kabinet en ik ben benieuwd hoe de vier partijen die nu aan tafel zitten over de lokale belastingen denken. Als ze daar überhaupt aan toe gaan komen. Maar er zijn alweer gemeenten die overwegen de hondenbelasting opnieuw in te voeren, al is het maar om de overlast van hondenpoep te bekostigen.
Kortom, met enige creativiteit zijn er wel wat noodbruggen te bedenken voor het ravijn dat nabij is. Aan de rand van de afgrond groeien immers de mooiste bloemen. Wat ik u vooral wil meegeven, is dat de invoering van een nieuwe heffing op zorgvuldige wijze moet geschieden. Dat geldt ook voor forse verhogingen en wijzigingen van bestaande belastingen en heffingen. Zorgvuldige motivering en afweging van alle betrokken belangen moet zichtbaar uit de besluitvorming blijken. Ik verwijs u naar mijn column over het ijscokararrest van enige jaren geleden en ook collega Arnaud Bruijns heeft een aantal artikelen aan de nieuwe exceptieve toets gewijd. Zie https://www.vandenbosch-partners.nl/publicaties/115/korte+update+exceptieve+toetsing). Er komen steeds meer uitspraken van belastingrechters waarin keuzes van gemeenteraden diepgaand worden getoetst. Onlangs nog een uitspraak van Hof Den Haag over een gemeente die de OZB niet-woningen gebruik had afgeschaft en de gederfde opbrengst had geïncorporeerd in de OZB niet-woningen eigenaren door een forse tariefverhoging van die belasting (ECLI:NL:GDHA:2024:114). En ook uit de uitspraak van bijv. Rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2024:1230) over een duurzaamheidskorting bij de leges blijkt hoe je als gemeente alle belangen op zorgvuldige wijze moet afwegen. Besluiten van gemeenteraden en zeker die waarmee grote belangen en opbrengsten zijn gemoeid, zullen steeds meer op deze wijze worden getoetst. Ik vrees dat vele besluiten die toets niet zullen kunnen doorstaan als gemeenten de veelal gebruikelijke werkwijze (hamerstukken) niet gaan aanpassen.
Als u dus een (nood)brug gaat uitrollen over het ravijn dat u nadert, zorg er dan voor dat deze stevig is gefundeerd. Hiermee voorkomt u dat de opbrengsten van uw heffingen als lemmingen in de afgrond verdwijnen.