In 2024 zijn met een aantal arresten van de Hoge Raad diverse langlopende procedures geëindigd, die betrekking hebben op de opgelegde aanslagen rioolheffing 2013 en 2014.
Een aantal woningcorporaties had destijds bezwaar en later beroep en hoger beroep ingesteld tegen de aanslagen. In alle procedures was o.a. aan de orde of sprake was van schending van de opbrengstlimiet en of de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) was geschonden. Over dit laatste oordeelde de Hoge Raad al in 2017 dat een rioolheffing van eigenaren niet in strijd is met het in de KRW neergelegde beginsel dat de vervuiler betaalt.
Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:3022) oordeelde in de procedure van de gemeente Brunssum dat de geraamde baten niet te laag waren en de geraamde lasten slechts voor een deel gecorrigeerd moesten worden. Daardoor zijn de aanslagen niet vernietigd (zoals belanghebbende betoogde), maar slechts verlaagd met 4,52%. Het door de woningcorporatie ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad vervolgens ongegrond verklaard met toepassing van artikel 81 lid 1 R.O. (ECLI:NL:HR:2024:989)
In de procedure van de gemeente Stein kwam hetzelfde Hof (ECLI:NL:GHSHE:2023:3013 en ECLI:NL:GHSHE:2023:3015) eveneens tot de conclusie dat de opbrengstlimiet maar partieel overschreden is en dus eveneens de aanslagen slechts met 5,35% verlaagd moesten worden. Ook de daartegen ingestelde cassatieberoepen zijn ongegrond verklaard met toepassing van artikel 81 lid 1 R.O (ECLI:NL:HR:2024:991 en ECLI:NL:HR:2024:992)
De laatste procedure betreft de gemeente Leudal. Hof Den Bosch oordeelde dat geen sprake was van schending van de opbrengstlimiet (ECLI:NL:GHSHE:2023:3018). De gemeente had de geraamde kapitaallasten en de dotatie aan de voorziening volgens het Hof voldoende onderbouwd en inzichtelijk gemaakt. Omdat de ramingen voor 2014 en 2013 vrijwel gelijk waren, oordeelde het Hof dat de gemeente de geraamde lasten en baten voor 2014 in redelijkheid had kunnen ramen op dezelfde bedragen als voor 2013. Er was dus geen aanleiding om de aanslagen te verlagen of te vernietigen. De Hoge Raad oordeelde (ECLI:NL:HR:2024:993) ook in deze procedure dat het ingestelde cassatieberoep is ongegrond dient te worden verklaard.
Ik heb de gemeenten in deze procedures van de bezwaarfase tot aan de uitspraken van de Hoge Raad ondersteund. Dat er na 10 jaar duidelijkheid is gekomen en de aanslagen niet vernietigd zijn, leidde natuurlijk tot grote tevredenheid.