06 maart 2023Fiscaal advies

Is een drijvend zonnepark een schip?

Paul van den Berg

Fiscaal adviseur lokale belastingen

“Het klinkt bijna als een prijsvraag: geef antwoord op de vraag of we een drijvend zonnepark in Zwolle ook een boot mogen noemen, en win 95.000 euro. Alleen is het geen spelshow, maar de rechtbank waar deze vraag centraal staat. Met als twee kandidaten: de eigenaar en de belastinginner. “Dit is een zaak met grote consequenties in heel Nederland.”

Hiermee begon op 24 november 2022 een bericht op de website van RTV Oost.

Bij verdere lezing blijkt het te gaan om de vraag of € 95.000,- onroerendezaakbelastingen (OZB) verschuldigd is voor het grootste drijvende zonnepark van Europa. 72.000 zonnepanelen op de Bomhofsplas in Zwolle. Een zandwinlocatie, vlak langs de A28 richting Lichtmis. Het wekt energie op voor zo’n 7.000 huishoudens.

Proefprocedure

Kernvraag hierbij: is een drijvend zonnepark roerend of onroerend? De belastingheffer (GBLT) meent onroerend (OZB verschuldigd), de eigenaar van het zonnepark roerend (geen OZB verschuldigd). Deze vraag is in een proefprocedure voorgelegd aan de Rechtbank Overijssel.

Een aansprekende zaak. Dat vond de rechtbank zelf trouwens ook getuige het bericht dat Bert van Meegen, President van de Rechtbank Overijssel op de zittingsdag op LinkedIn plaatste om juristen te verleiden om voor het rechtersvak te kiezen:

“Zijn drijvende zonnepanelen een onroerende zaak? Moet waterschapsheffing worden betaald voor de Marker Wadden?
Deze vragen (en enkele) andere stonden centraal op de belastingzitting die ik vanmiddag had bij Rechtbank Overijssel.
Belastingrecht saai? Zeker niet! Het is heel interessant om je als rechter over dergelijke vragen te buigen.”

En hij heeft gelijk, dit is een zaak die de lokale belastingen zo interessant maakt. Het gaat ook ergens om. Volgens de eigenaar van het park verslechtert de te betalen OZB het exploitatieresultaat van het zonnepark met 30 tot 40%. En daarmee is de OZB ook een factor van betekenis voor toekomstige investeringen in drijvende zonneparken.

Bredere discussie over vrijstelling OZB zonnepanelen

Dit geschil is ook te plaatsen in een bredere (politieke) discussie over de vraag of zonnepanelen en andere verduurzamingsmaatregelen moeten worden vrijgesteld van de betaling van OZB om zo de investeringen daarin aantrekkelijker te maken.

Al in 2018 werd in de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg opgeroepen tot het vrijstellen van zonnepanelen:

“overwegende dat het leggen van zonnepanelen bijdraagt aan verduurzaming en het verlagen van de energierekening;
constaterende dat de waarde van zonnepanelen meetelt in de heffingsmaatstaf voor de te betalen lokale lasten, zoals de onroerendezaakbelastingen;
overwegende dat het leggen van zonnepanelen hierdoor wordt bestraft door een hogere ozb-aanslag;
verzoekt de regering, een voorstel te ontwikkelen waarmee zonnepanelen standaard buiten de ozb gehouden worden;
verzoekt de regering voorts, te onderzoeken hoe vormen van verduurzaming in de toekomst niet ontmoedigd worden door middel van hogere lokale lasten,”

De minister van BZK wilde echter niet zover gaan om zonnepanelen verplicht van de OZB vrij te stellen. Zij wees wel op de mogelijkheden die gemeenten hebben om subsidies te verlenen, een heffingskorting toe te passen of de zonnepanelen van de OZB vrij te stellen op de voet van art. 220d lid 1, onderdeel i, Gemeentewet.

Beslissing Rechtbank Overijssel

Dan terug naar de zaak zelf.

GBLT meende dat het drijvende zonnepark onroerend was, stelde daarvoor een WOZ-waarde vast en legde OZB-aanslagen op. Er geldt geen wettelijke vrijstelling voor zonnepanelen en de gemeente Zwolle had hiervoor ook niet zelf een facultatieve vrijstelling in de verordening OZB staan. En dan kan GBLT niet anders dan OZB-aanslagen opleggen als ze meent dat het drijvende zonnepark onroerend is. GBLT moet de wet en de lokale regels uitvoeren.

Maar GBLT kreeg ongelijk. Op 15 november 2022 besliste de Rechtbank Overijssel dat het drijvende zonnepark roerend is en dat GBLT ten onrechte aanslagen OZB heeft opgelegd.

Bij dit oordeel speelt een belangrijke rol de vraag van de titel van deze column: is een drijvend zonnepark een schip? Deze vraag is belangrijk omdat de Hoge Raad in 2010 in het woonark-arrest heeft geoordeeld dat een zaak die moet worden aangemerkt als een schip, in het algemeen een roerende zaak is.

Als je 10 mensen op straat de vraag voorlegt of een drijvend zonnepark een schip is, zullen 9 daarvan waarschijnlijk met ‘nee’ antwoorden. Maar juridisch ligt dat anders. In art. 8:1 BW staat namelijk dat onder schepen wordt verstaan alle zaken die blijkens hun constructie bestemd zijn om te drijven en drijven of hebben gedreven. Dat is dus een ruim begrip. De rechtbank oordeelde daarom dat er sprake is van een schip. GBLT had aangevoerd dat alleen sprake is van een schip als deze een functie heeft van verkeersmiddel of vervoersmiddel. De rechtbank acht dat echter niet van belang, overigens zonder verdere motivering.

Vervolgens is juridisch van belang of het zonnepark duurzaam verbonden is met de grond. Art. 3.3 lid 1 BW schrijft namelijk voor dat onroerend zijn de werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.

Uit de vastgestelde feiten blijkt dat er een verbinding is tussen het drijvende zonnepark en de daaronder gelegen bodem middels klapankers en Dyneema-kabels. Deze laten toe dat het zonnepark met de waterstand mee beweegt en tegelijkertijd voorkomen ze dat het zonnepark afdrijft. Volgens de rechtbank maakt deze verbinding niet dat het zonnepark duurzaam met de grond is verenigd. Hierbij verwijst de rechtbank naar het woonark-arrest waarbij sprake was van in de bodem verankerde meerpalen, hetgeen volgens de Hoge Raad niet leidt tot een duurzame verbinding met de grond in de zin van art. 3.3 lid 1 BW.

Op de feitelijke verschillen tussen beide situaties, gaat de rechtbank niet in. Dat is jammer omdat bijvoorbeeld de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (in het kader van de huurtoeslag) een woonark met horizontale dwarsverbindingen die met spudpalen in de waterbodem was verankerd wel onroerend vond (ECLI:NL:RVS:2012:BV8063). Feitelijke verschillen doen er dus toe.

Door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State werd hierbij ook betekenis toegekend aan het feit dat de woonark bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Dit laatste is een criterium afkomstig uit het Portacabin-arrest (als een zaak naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven is de technische verplaatsbaarheid niet meer van belang). Dit aspect is door de rechtbank helemaal niet betrokken in zijn beoordeling of het drijvende zonnepark onroerend is. Ook dat is spijtig omdat het ongetwijfeld de bedoeling is om het zonnepark langdurig in de Bomhofsplas te laten liggen en het zonnepark ook duurzaam aan deze plaats gebonden is.

Slot

Het eindoordeel van de Rechtbank Overijssel is misschien niet heel verrassend. De onderbouwing van het oordeel is tamelijk mager, en had mede gezien het feit dat het hier een proefprocedure betreft, best wat uitgebreider gemogen. Daar waren de gemeenten en de branche van drijvende zonneparken mee geholpen.

Het is dan ook te begrijpen dat GBLT hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank om die duidelijkheid alsnog te krijgen. Wordt dus vervolgd.
 

 

Paul van den Berg

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Ruim 30 jaar werkzaam in de lokale belastingen. Bestuurlijke ervaring. Gespecialiseerd in waterschapsbelastingen en Wet WOZ bijzondere objecten.

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.