Aan het gebruik van een kraskaart gestelde voorwaarden

De auto van belanghebbende stond op 19 december 2003 om 20.48 uur geparkeerd op de a-straat te Amsterdam. Ter zake van dit feit is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
Belanghebbende stelt dat hij de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan door eerst twee kraskaarten met datum vrijdag 19 december te krassen voor de tijd van 15.30 uur tot 19.30 uur. Daarnaast heeft belanghebbende met datum vrijdag 19 december een derde kraskaart gekrast voor een tijdblok van 19.45 uur tot 21.45 uur.
Verweerder stelt dat belanghebbende daarmee de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft betaald omdat op de achterzijde van de kraskaarten staat dat niet meer dan twee kraskaarten tegelijkertijd mogen worden gebruikt. In het Besluit is gebruik gemaakt van het in algemene zin geformuleerde artikel 11 van de Verordening dat de bevoegdheid geeft tot nadere regels met betrekking tot de heffing van parkeerbelasting door middel van kraskaarten. Artikel II van dit Besluit biedt een rechtsgrondslag voor het vermelden van aan het gebruik verbonden voor-waarden op de achterzijde van de kraskaart. Het Hof verstaat onder ‘tegelijkertijd’ in dit verband een aaneengesloten periode waarin een voertuig is geparkeerd. Desgevraagd heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat diens auto op dezelfde plaats geparkeerd is gebleven tussen het plaatsen van de eerste twee kraskaarten en de derde kraskaart. Dit houdt in dat in strijd met de aan het gebruik van de kraskaart gestelde voorwaarden drie kraskaarten tegelijkertijd zijn gebruikt. Nu deze voorwaarden bevoegdelijk aan het gebruik van kraskaarten zijn verbonden, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.