Volledige kosten bouw windturbine zijn tot bouwkosten te rekenen

Aan belanghebbende zijn leges in rekening gebracht voor een aanvraag voor het plaatsen van 4 windturbines. In de aanvraag heeft belanghebbende vermeld dat de afmetingen zullen liggen binnen een aantal bandbreedtes. Bij de aanvraag heeft belanghebbende de bouwkosten geraamd op € 4.000.000, waarbij rekening is gehouden met de inrichtingskosten. De heffingsambtenaar van de gemeente Buren heeft de bouwkosten geraamd op € 12.000.000.
De Rechtbank Arnhem was van mening dat enkel fundering, mast en rotorbladen tot de bouwsom kunnen worden gerekend. De rechtbank heeft de bouwkosten op € 1.974.350 per windturbine geraamd (nieuwsservice 2011, week 19).
Naar het oordeel van het hof zijn de volledige kosten voor de bouw van een windturbine (van € 3.000.000) tot de bouwkosten te rekenen. De verschillende onderdelen betreffen geen bedrijfsinstallaties, zij behoren allen tot de bouwkundige werken, de installaties en de vaste inrichtingen. De windturbine is slechts met inbegrip van deze onderdelen een compleet bouwwerk. Zonder de installatietechnische voorzieningen beantwoordt zij niet aan haar doel. Een windturbine als afgerond bouwwerk is niet denkbaar zonder de onderdelen die de turbine laten functioneren. Hieraan doet niet af dat gedeelten van het bouwwerk onder de werktuigenvrijstelling voor de Wet WOZ vallen of dat delen van de turbine dienstbaar zijn aan het bedrijfsproces van belanghebbende. Dat bij een traditionele elektriciteitscentrale de kosten van de turbine niet behoren tot de bouwkosten is geen reden die kosten niet tot de bouwkosten te rekenen. Daarvoor verschillen een traditionele elektriciteitscentrale en een windturbine te veel van elkaar.
Het Gerechtshof Arnhem heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en het incidentele hoger beroep gegrond (nieuwsservice 2012, week 12).
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan m.t.v. artikel 81, eerste lid, RO.