Navorderingsaanslagen terecht opgelegd na mutatiebeschikking

De heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer heeft aan belanghebbende 5 navorderingsaanslagen ozb opgelegd ter zake van een hotel gelegen nabij de luchthaven Schiphol. Na bezwaar zijn de aanslagen gehandhaafd. De Rechtbank Haarlem heeft het beroep ongegrond verklaard. Het beroep van belanghebbende tegen een in 2003 genomen mutatiebeschikking is door het hof in 2004 ongegrond verklaard. Tegen die uitspraak is geen beroep in cassatie ingesteld zodat die mutatiebeschikking onherroepelijk is komen vast te staan. De in geding zijnde navorderingsaanslagen zijn opgelegd binnen de in artikel 18a, tweede lid, van de AWR genoemde termijn. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat navordering niet is toegestaan, omdat de gemeente bij het opleggen van de aanslagen al op de hoogte was van het voor gebruik gereed komen van het hotel.
Het hof overweegt dat de bevoegdheid van de heffingsambtenaar tot het opleggen van de navorderingsaanslagen ontstond door het onherroepelijk worden van de mutatiebeschikking. Daaraan staat niet in de weg dat de heffingsambtenaar ook reeds in 1998 de waarde van het hotel in voltooide staat rechtsgeldig had kunnen vaststellen en aanslagen had kunnen opleggen.
Belanghebbende neemt subsidiair het standpunt in dat de heffingsambtenaar niet op basis van dezelfde feiten en omstandigheden voor de tweede maal navorderingsaanslagen mocht opleggen. Het hof stelt vast dat de eerder opgelegde naheffingsaanslagen waren gebaseerd op een waarde van het hotel die nog niet bij een rechtsgeldige beschikking was vastgesteld. Niets belette de heffingsambtenaar om na het alsnog onherroepelijk worden van de mutatiebeschikking weer navorderingsaanslagen op te leggen. Een nieuw feit was daarvoor niet vereist. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.