Belasting verschuldigd bij aanvang parkeren, geld wisselen

Aan belanghebbende (uit Duitsland) is een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Zandvoort opgelegd. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen die uitspraak. Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft op 29 juni 2002 geparkeerd in Zandvoort. Nadat hij zijn auto had geparkeerd is belanghebbende geld gaan wisselen bij een strandpaviljoen, waarna hij omstreeks 15.06 uur, dan wel 15.07 uur een kaartje heeft gekocht. Om 15.07 uur is een naheffingsaanslag opgelegd. Belanghebbende heeft voor het Hof gesteld dat hij heeft geprobeerd met een chipkaart te betalen, dat dat niet lukte en dat hij daarom geld is gaan wisselen om een kaartje te kopen. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende, gelet op het verweer van de heffingsambtenaar, aannemelijk diende te maken dat de chipknipfunctie van de parkeerauto-maat defect was en dat hij daarin niet is geslaagd.
De Hoge Raad overweegt dat dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste opvatting omtrent stelplicht of bewijslastverdeling. Het Hof heeft tevens vastgesteld – hetgeen in cassatie niet is bestreden – dat belanghebbende zijn auto heeft geparkeerd en geld is gaan wisselen enige tijd vóór 15.06 uur. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat met dit parkeren parkeerbelasting verschuldigd is geworden en wel bij aanvang van dat parkeren en dat belanghebbende voor 15.06 uur niet uitsluitend betalingshandelingen heeft verricht, omdat het wisselen van enig betaalmiddel teneinde parkeerbelasting te voldoen niet onder het verrichten van betalingshandelingen valt. De naheffingsaanslag is volgens het Hof daarom terecht opgelegd. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel met de overweging dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het wisselen van enig betaalmiddel teneinde parkeerbelasting te voldoen niet een handeling is waarmee uitvoering wordt gegeven aan “het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of parkeerautomaat” zoals bedoeld in artikel 234, tweede lid, aanhef en letter a, van de Gemeentewet. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.