Bekendmaking naheffingsaanslag

Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 3 mei 2001 te Amsterdam een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Amsterdam opgelegd ten bedrage van ƒ 73,50, bestaande uit ƒ 3,50 aan enkelvoudige belasting en ƒ 70 aan kosten ter zake van het opleggen van die aanslag. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de directeur van Stadstoezicht te Amsterdam gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft aannemelijk geoordeeld dat de parkeercontroleurs zich door belanghebbende zo bedreigd hebben gevoeld dat zij ervan hebben afgezien terstond het aanslagbiljet uit te reiken aan belanghebbende of het aanslagbiljet aan te brengen op of aan het voertuig.
Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat in dit geval niet direct een aanslagbiljet is uitgereikt of op of aan het voertuig is aangebracht, niet meebrengt dat de naheffingsaanslag niet rechtsgeldig is opgelegd.
Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat het nadien door de directeur Gemeentebelastingen aan belanghebbende gezonden geschrift met de aanduiding Herinnering (hierna: de herinnering) voldoet aan de eisen waaraan een aanslagbiljet moet voldoen, en dat de herinnering kan worden aangemerkt als een duplicaat aanslagbiljet, waarmede de aanslag is bekendgemaakt.
Dit oordeel wordt in cassatie terecht bestreden. In artikel 234, zesde lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de kosten die ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag in rekening worden gebracht en die onderdeel uitmaken van de naheffingsaanslag, op het aanslagbiljet afzonderlijk worden vermeld. Aan dit wettelijk voorschrift, dat kennelijk ertoe strekt de belastingplichtige inzicht te verschaffen in de bedragen die hem als belasting respectievelijk als kosten in rekening zijn gebracht, voldoet de herinnering niet.
Nu evenmin het bedrag van de (nageheven) parkeerbelasting als zodanig is vermeld, is het niet vermelden van de kosten, gelet op de strekking van het zojuist vermelde voorschrift, zodanig zwaarwegend dat de herinnering niet kan gelden als een aanslagbiljet. De enkele omstandigheid dat een vastgestelde naheffingsaanslag niet op de juiste wijze is bekendgemaakt, is geen grond voor vernietiging van die aanslag. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.