05 juni 2023Fiscaal advies

WOZ-objectafbakening: geografische en organisatorische samenhang verduidelijkt

Ronald Mols

Fiscaal adviseur lokale belastingen

 Dit voorjaar heeft het Gerechtshof Den Haag een tweetal uitspraken gepubliceerd over de WOZ-objectafbakening (ECLI:NL:GHDHA:2023:41 en ECLI:GHDHA:2023:276). Meer in het bijzonder gaat het in deze procedures om de vraag of 2 of 3 tuinbouwbedrijven in de desbetreffende gemeenten een samenstel vormden in de zin van art. 16, aanhef en letter d, Wet WOZ. Naar het oordeel van de belanghebbenden is hier – onder verwijzing naar het Schipholarrest (ECLI:NL:HR:2003:AD6058) – sprake van. De tuinbouwbedrijven vormen een geografisch samenhangend geheel (gelegen in dezelfde gemeente) en worden voor één organisatorisch doel aangewend. 

Het hof oordeelt – in lijn met de gemeenten en de rechtbank – dat de locaties naar de omstandigheden beoordeeld niet bij elkaar horen en er dus geen sprake is van één complex. In lijn met de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2009:BK3060) geeft het hof hiervoor een veelheid van omstandigheden en tegen die achtergrond zijn deze uitspraken dus belangrijk voor de WOZ-rechtspraktijk.

Onmiskenbare geografische samenhang

Naar het oordeel van het hof is er geen sprake van een onmiskenbare geografisch samenhang, omdat de absolute afstand tussen de tuinbouwlocaties hemelsbreed te groot is (circa: 4.100, 2.000 en 450 meter). Het hof kent – in relatieve zin – ook betekenis toe aan de wijze waarop de locaties via het wegennet met elkaar (lees: moeilijk bereikbaar) zijn verbonden. Ook wordt door het hof van belang geacht of er tussen de tuinbouwlocaties andere, percelen, (water)wegen, gebouwen of werken aanwezig zijn in eigendom en gebruik bij derden. Doen zich deze feiten voor, dan is er volgens het hof geen sprake van een onmiskenbare geografische samenhang.

Voor één organisatorische doel aangewend

Volgens het hof is er eveneens geen sprake van een situatie waarin de onroerende zaken voor één organisatorische doel worden aangewend. De genoemde onroerende zaken zijn elk afzonderlijk voor het productieproces uitgerust en operationeel, en beschikken over eigen kassen, koelruimtes, verpakkingsruimten, kantines/kleedruimtes met sanitair en kantoorruimtes. De onroerende zaken hebben een eigen bewatering- en bemestingssysteem en warmtekrachtkoppeling. De onroerende zaken kunnen bovendien afzonderlijk van elkaar worden verkocht en afzonderlijk van elkaar worden gebruikt. Dat een deel van de bedrijfsvoering, zoals het verpakken en de administratie, in het kader van efficiency wordt gedaan op een andere locatie, maakt dat niet anders, omdat dit op zichzelf onvoldoende is om te concluderen dat sprake is van een organisatorische samenhang. Deze omstandigheden berusten volgens het hof doorgaans op een subjectieve keuze van de ondernemer om zijn bedrijfsproces op een bepaalde manier in te richten, en laten onverlet dat de onroerende zaken ieder voor zich operationeel zijn voor de teelt van gewassen.

Belanghebbendes verwijzing naar de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant inzake Eindhovense scholengebouwen (ECLI:NL:RBOBR:2018:1978) treft geen doel omdat de feiten en omstandigheden in die zaak onvoldoende vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaken.

Conclusie

Beide hofuitspraken geven in mijn optiek voldoende basis om WOZ-objectafbakening in de praktijk gemotiveerd toe te passen. Wel is tegen deze uitspraken beroep in cassatie is ingesteld. Enige reserve is dus op zijn plaats…

 

Ronald Mols

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Ruim 25 jaar (proces)ervaring in lokale belastingen. Gespecialiseerd in Wet waardering onroerende zaken, precariobelasting (kabels & leidingen) en kostentoerekening leges.

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.