Geen nieuw feit voor navorderingsaanslag

Belanghebbende exploiteert een visverwerkingsbedrijf. De heffingsambtenaar van Tricijn Belastingen heeft een navorderingsaanslag verontreinigingsheffing opgelegd van € 6.307,09 en het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. De Rechtbank Zutphen heeft het beroep gegrond verklaard en de navorderingsaanslag verminderd tot € 1.028,65. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat de primitieve aanslag te laag is vastgesteld. Niettemin is belanghebbende van mening dat de heffingsambtenaar niet gerechtigd is na te vorderen, omdat deze niet beschikt over een zogenoemd nieuw feit.
De rechtbank overweegt dat een heffingsambtenaar bij het vaststellen van een aanslag in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de gegevens die een belastingplichtige in zijn aangifte heeft verstrekt. Tot een nader onderzoek is hij in beginsel niet gehouden. Wel is hij tot een nader onderzoek gehouden, indien de heffingsambtenaar, na met een normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de inhoud van de aangifte, aan de juistheid van enig daarin opgenomen gegeven in redelijkheid behoort te twijfelen. Deze zorgvuldigheid brengt mee dat de heffingsambtenaar de in de aangifte opgenomen posten vergelijkt met de relevante gegevens die in het dossier van de belastingplichtige bij hem aanwezig zijn. De heffingsambtenaar heeft gesteld dat het navordering rechtvaardigende ‘nieuwe feit’ erin bestaat dat uit het naar aanleiding van de aangifte voor 2006 ingestelde onderzoek bleek dat de door belanghebbende in 2005 ingenomen hoeveelheid water veel hoger was dan in de aangifte was verantwoord. Met belanghebbende is het hof van oordeel dat dit feit de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de primitieve aanslag bekend was of had kunnen zijn. In het dossier van belanghebbende waren immers de door een controleur van het waterschap gemeten meterstanden opgenomen. Uit die meterstanden blijkt ontegenzeggelijk dat de in de aangifte vermelde hoeveelheid ingenomen water van 506 m³ niet juist kon zijn. Door de gegevens in de aangifte niet te vergelijken met de in het (elektronische) dossier aanwezige gegevens, heeft de heffingsambtenaar een ambtelijk verzuim begaan dat aan navordering in de weg staat. De omstandigheid dat de opgenomen meterstanden dienen ter bepaling van de vervuilingswaarde per m³ doet hieraan niet af. De omstandigheid dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van aanslagen de aangiften in beginsel niet vergelijkt met in de dossiers van belastingplichtigen aanwezige verslagen van ingestelde afvalwateronderzoeken, is een werkwijze die voor zijn risico komt. Nu de heffingsambtenaar zich niet heeft beroepen op kwade trouw moet worden geconcludeerd dat hij niet bevoegd is de navorderingsaanslag aan belanghebbende op te leggen.
Het hof verklaart het hoger beroep gegrond.

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.