Forfaitaire vaststelling aantal vervuilingseenheden

Belanghebbende heeft voor het jaar 2004 een aanslag verontreinigingsheffing oppervlaktewateren ontvangen ter grootte van € 2.947,50. In beroep is in geschil het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar van waterschap Brabantse Delta bij het opleggen van de aanslag terecht is uitgegaan van 65,5 vervuilingseenheden (v.e.), zijnde het gemeten en bemonsterde aantal v.e. Belanghebbende is van mening dat de aanslag moet worden berekend naar een bemonsterde en gemeten aantal v.e. van 19 dan wel het in latere jaren toegepaste forfait van 0,017 v.e. per m³ ofwel in dit geval (2.486 * 0,017) 42,3 v.e..
De rechtbank is van oordeel dat het bepaalde in artikel 22 van de Wvo met zich mee brengt dat indien aannemelijk is dat de vervuilingswaarde voor een bedrijfsruimte minder bedraagt dan 1.000, de forfaitaire regeling als bedoeld in dat artikel kan worden toegepast. De wetgever heeft namelijk een systeem willen creëren waarbij aan de belastingplichtige zoveel mogelijk de gelegenheid wordt geboden om jaarlijks terugkerende hoge kosten van meting, bemonstering en analyse te voorkomen. Daarbij heeft de wetgever, gelet op de duidelijke bewoording van art. 22, eerste lid, van de Wvo - “wordt dat aantal in afwijking van artikel 20, eerste lid, vastgesteld” -, aan de belastingplichtige het recht verschaft om bij een aantal v.e. met betrekking tot het zuurstofverbruik van minder dan 1.000 per kalenderjaar, het vaststellen van het aantal v.e. en daarmee het vaststellen van de belastingschuld te laten geschieden op basis van hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 22 van de Wvo. Nu de onderhavige aanslag nog niet onherroepelijk is komen vast te staan, bestaat naar het oordeel van de rechtbank nog steeds de mogelijkheid die aanslag dienovereenkomstig vast te stellen. De omstandigheid dat ter zake van het onderhavige jaar een vergunning is afgegeven doet daar niet aan af. De wettelijke regeling kent immers niet de regel dat als die vergunning is afgegeven, de toepassing van de forfaitaire regeling niet meer mogelijk is.
De stelling van de heffingsambtenaar dat op grond van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water de forfaitaire regeling niet meer kan worden toegepast als eenmaal meet- en bemonsteringsresultaten bekend zijn, wordt door de rechtbank verworpen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, stelt het aantal v.e. vast op 44 en vermindert de aanslag naar € 1.980.

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.