Van collega verkregen parkeerkaart leidt niet tot vernietiging naheffingsaanslag
De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelastingen opgelegd. De parkeercontroleur heeft om 18.24 uur een parkeerkaartje in de auto aangetroffen dat geldig was tot 18.11 uur en heeft daarvan een aantekening gemaakt.
In hoger beroep stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de aanslag niet terecht is opgelegd, onder meer omdat er naast de verlopen parkeerkaart een tweede, op het moment van controle wel geldige parkeerkaart in de auto aanwezig was. Bovendien kan een controleur volgens belanghebbende fouten maken en een parkeerkaart over het hoofd zien of kan een kaartje wegwaaien.
Het hof oordeelt dat door de parkeercontroleur met betrekking tot de eindtijd van de parkeerkaart een specifieke aantekening is gemaakt en deze aantekening is aan te merken als een onderdeel van het door de heffingsambtenaar te leveren bewijs dat belanghebbende de parkeerbelasting niet vooraf heeft voldaan. De door de parkeercontroleur gemaakte aantekening verschaft volgens het hof duidelijkheid over de toestand op het moment van de controle en geeft aanleiding aan de verklaring van belanghebbende te twijfelen. Tegenover de verklaring van de heffingsambtenaar dat een parkeerkaart was aangetroffen met een geldigheid tot 18.11 uur heeft belanghebbende slechts verklaard dat hij via een collega in het bezit was gekomen van een parkeerkaart die nog geldig was ten tijde van het opleggen van de aanslag. Ook indien die kaart zichtbaar in de auto zou hebben gelegen, kan dit volgens het hof niet leiden tot de conclusie dat ten onrechte is nageheven. Belanghebbende heeft die kaart immers niet verkregen door voldoening van belasting bij de parkeerautomaat.
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
DATUM:
11 maart 2010
ECLI:
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM4508
ZAAKNUMMER:
P08/00396
INSTANTIE:
Gerechtshof Amsterdam