Onroerende zaak is gebaat door aanleg riolering

In geschil is de vraag of de heffingsambtenaar op goede gronden aan belanghebbende twee aanslagen baatbelasting in verband met de aanleg van riolering (waarop de onroerende zaken kunnen aansluiten) heeft opgelegd. Omdat veel agrarische bedrijven beschikken over een gierput en daarin (nog) op grond van de bouwverordening mag worden geloosd, heeft de gemeente voor de bijdrage aan de bekostiging van de aangelegde riolering door de eigenaren van dergelijke bedrijven een gierkelder-variant ontwikkeld. Daartoe wordt door de gemeente aangeboden een exploitatieovereenkomst aan te gaan op de voet van de exploitatieverordening. Omdat belanghebbende geen exploitatieovereenkomst heeft willen sluiten, is de bijdrage geheven middels de bestreden aanslag.

De rechtbank overweegt dat de voorziening aan belanghebbende de mogelijkheid biedt om een aansluiting op de riolering tot stand te brengen en creëert, als het gaat om de lozing van afvalwater, een aanmerkelijk betere gebruiksmogelijkheid voor de onroerende zaken vergeleken met de voordien bestaande situatie. De onroerende zaken zijn dus gebaat, en de aanslag is in zoverre op goede gronden opgelegd.
Het betoog van belanghebbende dat de Verordening onverbindend is, omdat daarin ten onrechte geen differentiatie is toegepast naar verschillen in baat van enige percelen, wordt door de rechtbank verworpen. Belanghebbende heeft niet onderbouwd waarin die verschillen tot uiting komen, en waarom en in hoeverre die differentiatie rechtvaardigen. Overigens is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen verschil in baat bestaat. De baat bestaat uit de mogelijkheid van aansluiting; die mogelijkheid is voor alle percelen gelijk. Tenslotte verwerpt de rechtbank ook de stelling dat de Verordening onverbindend is, omdat de gemeente voorafgaand aan de behandeling van het beroep heeft aangeboden een exploitatieovereenkomst te tekenen, waarin was bepaald dat de bijdrage in de kosten van de aanleg € 1.925 zou bedragen. Door de gemeente is ontkend dat een dergelijk aanbod is gedaan en belanghebbende heeft geen bewijs van zijn stelling aangedragen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.