Ingebrachte feitelijke stelling ten onrechte tardief verklaard

Belanghebbende is eigenaar van 2 percelen. Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is eigenaar van een perceel waarop de openbare weg is gelegen en dat grenst aan de percelen van belanghebbende. Het hoogheemraadschap heeft het perceel verkregen van de gemeente waarbij is bepaald dat geen wijziging is beoogd te brengen in op dat moment tussen de gemeente en particulieren bestaande eigendomsverhoudingen. Vanaf de openbare weg geven dammen toegang tot die percelen. De dammen zijn door middel van heipalen verbonden met de ondergrond, de bodem van een watergang. In de dammen bevinden zich duikers, waar het water doorheen kan stromen. Belanghebbende is eigenaar van de dammen. De heffingsambtenaar heeft aanslagen precariobelasting opgelegd en de bezwaren hiertegen ongegrond verklaard. De Rechtbank Rotterdam heeft het beroep gegrond verklaard. Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de uitspraken van de heffingsambtenaar bevestigd.
In geschil is de beslissing van het hof om geen acht te slaan op een ingekomen brief met bijlagen van belanghebbende, in zoverre daarin een nieuwe stelling met feitelijke inhoud wordt ingenomen. Die stelling luidt dat het hoogheemraadschap ter hoogte van de dammen geen water heeft gekocht, maar slechts stroken berm, en dat de dammen op een aan belanghebbende toebehorend waterperceel liggen, zodat voor het heffen van precariobelasting geen ruimte is.
Voor de rechtbank had belanghebbende al onder verwijzing naar de koopakten aangevoerd dat hij de ondergrond van de dammen reeds in 1986 van de gemeente door koop had verworven. De rechtbank is aan een beoordeling van deze stelling niet toegekomen. In zijn verweerschrift in hoger beroep heeft belanghebbende opgenomen dat hij ervan uitgaat dat zijn stellingnames in beroep opnieuw aan de orde zijn in hoger beroep. De door het hof tardief verklaarde stelling van belanghebbende hangt zozeer samen met hetgeen hij voorafgaand aan zijn brief had aangevoerd over de eigendom van de ondergrond van de dammen, dat niet kan worden gezegd dat de heffingsambtenaar door die stellingname is benadeeld in zijn processuele positie.
De heffingsambtenaar heeft zich verweerd met het betoog dat het redelijkerwijs niet mogelijk was voorafgaand aan de zitting de feiten die ten grondslag liggen aan de stellingname van belanghebbende te onderzoeken en een reactie daarop te formuleren. Gelet op het verloop van het partijdebat omtrent de eigendom van de grond onder de dammen laten de stukken van het geding geen andere conclusie toe dan dat die koopovereenkomst en de daarbij behorende tekeningen stukken zijn die op de zaak betrekking hebben. Verwijzing moet volgen voor nader onderzoek naar de vraag of belanghebbende eigenaar is geworden van de grond onder de dammen voorafgaand aan de transactie tussen de gemeente en het hoogheemraadschap. Bij een bevestigende beantwoording van die vraag kan geen precariobelasting worden geheven.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.