Bouwkosten worden gesteld op de kosten van alle verplichtingen die naar verwachting voor de volledige fysieke realisatie worden aangegaan

In de legesverordening van de gemeente Den Haag zijn de bouwkosten omschreven als het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen of, voor zover deze ontbreekt, een raming van kosten exclusief omzetbelasting die voortvloeien uit de aangegane verplichtingen voor de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken. X stelt dat deze heffingsgrondslag niet voldoet aan de kenbaarheidseisen. De verordening geeft geen rekenmethodiek ter bepaling van de bouwkosten. Daarnaast kan de hoogte van de leges mogelijk niet op of vóór het ontstaan van de materiële belastingschuld worden bepaald, omdat wordt gesproken over “kosten die voortvloeien uit de aangegane verplichtingen”. Volgens de rechtbank is de heffingsmaatstaf voldoende kenbaar. De heffingsambtenaar heeft onweersproken gesteld dat de voor het begrip ‘bouwkosten’ gehanteerde definitie overeenstemt met de definitie daarvan in NEN 2699:2017. De rechtbank vindt de definitie voldoende duidelijk geformuleerd en afgebakend om een belastingschuldige in staat te stellen het in zijn situatie relevante bedrag aan bouwkosten te bepalen en de omvang van zijn belastingschuld af te leiden. Volgens de rechtbank blijkt voldoende duidelijk dat de bouwkosten worden gesteld op de kosten van alle verplichtingen die naar verwachting voor de volledige fysieke realisatie van een bouwwerk moeten worden aangegaan en dus niet op slechts de kosten van de ten tijde van een aanvraag feitelijk aangegane verplichtingen. 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.