Bezwaar in 7e week ingekomen is niet altijd ontvankelijk

De bezwaartermijn eindigde op 1 juni 2004. Het op 1 juni 2004 gedagtekende bezwaarschrift is 4 juni 2004 per post door de Inspecteur ontvangen. De Inspecteur heeft bij uitspraak het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het tegen die uitspraak ingestelde beroep is door het Hof ongegrond verklaard. Het Hof heeft overwogen dat vaststaat dat de inspecteur het bezwaarschrift op 4 juni 2004 heeft ontvangen en dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bezwaarschrift uiterlijk op 1 juni 2004 ter post heeft bezorgd. Belanghebbende bestrijdt in cassatie de uitspraak van het Hof met een betoog dat kan worden opgevat als een beroep op paragraaf 6.1.3 van het Voorschrift Awb.
Deze bepaling luidt voor zover hier van belang: "Indien een bezwaarschrift binnen zeven weken na de dagtekening van de aanslag of de beschikking waartegen het bezwaar zich richt door de inspecteur is ontvangen, wordt het aannemelijk geacht dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd, tenzij uit het bezwaarschrift blijkt of anderszins is komen vast te staan dat de termijn is overschreden. Dit laatste doet zich bijvoorbeeld voor als het bezwaarschrift door belanghebbende is voorzien van een dagtekening waaruit blijkt dat het bezwaarschrift buiten de termijn ter post moet zijn bezorgd.". Deze bepaling houdt niet in - zoals belanghebbende kennelijk meent - dat een inspecteur onder alle omstandigheden met betrekking tot een bezwaarschrift dat in de zevende week na de aanvang van de bezwaartermijn per post is ontvangen, aannemelijk moet achten dat het nog binnen de bezwaartermijn ter post is bezorgd. Wel mag een belanghebbende op grond van die beleidsregel ervan uitgaan dat zijn bezwaar door de inspecteur niet wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk wordt verklaard indien niet reeds uit het bezwaarschrift, bijvoorbeeld uit de dagtekening, blijkt dat het buiten de termijn ter post is bezorgd en zulks ook niet anderszins is komen vast te staan. Dit brengt mee dat het in een voorkomend geval aan de inspecteur is feiten te stellen - en bij betwisting aannemelijk te maken - op grond waarvan kan komen vast te staan dat het bezwaarschrift buiten de termijn ter post is bezorgd. Het Hof heeft dit miskend. De daarop gerichte klacht slaagt.
Verwijzing moet volgen voor een nader onderzoek naar de gegrondheid van de stelling van de Inspecteur dat belanghebbende het bezwaarschrift niet tijdig ter post heeft bezorgd.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.