Heffingsambtenaar moest weten dat ingebrekestelling prematuur was
X heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzocht om (telefonisch) te worden gehoord. De heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam heeft de beslistermijn verdaagd tot 11 februari 2021. Op 6 januari 2021 stuurt X een ingebrekestelling. De heffingsambtenaar doet binnen 14 dagen na de ingebrekestelling uitspraak op het bezwaar zonder X te hebben gehoord. De rechtbank overweegt dat de ingebrekestelling prematuur was. Als de heffingsambtenaar de termijn van 14 dagen van deze premature ingebrekestelling zou hebben laten verstrijken zonder daarbinnen uitspraak op bezwaar te doen, zou dat niet hebben kunnen leiden tot het verbeuren van een dwangsom. De heffingsambtenaar had dat kunnen en ook moeten weten. Er was dan nog voldoende ruimte om X binnen een redelijke termijn te horen. De rechtbank wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar om X alsnog te horen en opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.
Terug naar kennisbankDATUM:
06 juli 2022
ECLI:
ECLI:NL:RBROT:2022:5960
ZAAKNUMMER:
21/1240
INSTANTIE:
Rechtbank Rotterdam