Niet valt uit te sluiten dat het parkeerkaartje achteraf is verkregen

Belanghebbende stelt dat zij de parkeerapparatuur in werking heeft gesteld en de verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald. Het overgelegde parkeerkaartje was, aldus belanghebbende, weliswaar niet duidelijk zichtbaar achter de voorruit van haar auto geplaatst, maar was wel op de bestuurdersstoel van de auto zichtbaar.
Het hof overweegt dat, met de in het digitale systeem vermelde verklaring van de beide parkeercontroleurs en de foto’s aannemelijk is gemaakt dat tijdens de controle geen kaartje zichtbaar was in de auto. Dat de verklaring van de parkeercontroleur achteraf is opgemaakt en daarbij niet is vermeld dat deze verklaring op ambtseed is opgemaakt, maakt die verklaring niet ongeloofwaardig. Deze verklaring stemt voorts overeen met de vermelding in het digitale systeem dat de controle van de auto heeft plaatsgevonden door twee parkeercontroleurs. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de gegevens in het digitale systeem. Nu bij contante betaling van de verschuldigde belasting het parkeerkaartje het bewijs vormt dat de belasting daadwerkelijk is betaald en dit kaartje ontbrak, althans niet zichtbaar was, heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Het ligt vervolgens op de weg van belanghebbende om bewijs aan te dragen voor haar stelling dat zij de verschuldigde parkeerbelasting wel degelijk heeft voldaan. Ten aanzien van het door belanghebbende overgelegde parkeerkaartje heeft de rechtbank terecht overwogen dat niet valt uit te sluiten dat een kaartje dat achteraf is overgelegd, ook achteraf is verkregen. Daarmee is niet voldaan aan de in de verordening neergelegde regel dat de belasting bij aanvang van het parkeren moet zijn voldaan. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd. Het achteraf van een derde verkrijgen van een op het moment van het opleggen van de naheffingsaanslag geldig parkeerkaartje is naar het oordeel van het hof een ander geval dan het bij aanvang van het parkeren van een derde verkrijgen van een kaartje. De heffingsambtenaar heeft het gelijkheidsbeginsel niet geschonden. (nieuwsservice week 48)
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond met toepassing van artikel 81 RO.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.