Naheffing bij parkeertijd van minder dan een uur
Belanghebbende heeft bij een parkeerautomaat in Hilversum € 1 parkeerbelasting betaald tot 14.21 uur. Bij controle bleek de auto die dag om 14.24 uur (nog) op die plek geparkeerd te staan. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag opgelegd van € 63,50 (€ 2,60 aan nageheven belasting en € 60,90 aan administratieve kosten). Het bedrag van € 2,60 was het parkeertarief per uur. Vaststaat dat de auto na constatering van overschrijding van de parkeer-tijd korter dan een uur geparkeerd stond. Het hof heeft uit de totstandkomingsgeschiedenis van de wettelijke bepaling afgeleid dat een naheffingsaanslag naar evenredigheid moet worden verlaagd indien duidelijk is dat de periode waarover de parkeerbelasting verschuldigd is minder dan een uur beloopt. Op die grond heeft het hof de uitspraak van de rechtbank bevestigd (nieuwsservice 2018, week 32).
De Hoge Raad overweegt dat art. 234 lid 3 Gemeentewet bepaalt dat een naheffingsaanslag wordt berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan. De tekst van deze bepaling duidt erop dat forfaitair wordt nageheven op basis van een parkeerduur van een uur. Daarmee is erin voorzien dat de naheffing niet behoeft te worden beperkt tot de te weinig betaalde belasting. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 234 lid 3 Gemeentewet is af te leiden dat de gemeentelijke wetgever de keuze is gelaten om te bepalen dat, uit een oogpunt van doelmatigheid, forfaitair op basis van een parkeerduur van een uur wordt nageheven, dan wel te bepalen dat wordt nageheven op basis van de werkelijke parkeerduur die is verstreken bij de constatering dat zonder betaling is geparkeerd. In de verordening is ervoor gekozen forfaitair op basis van een parkeerduur van een uur na te heffen. De heffingsambtenaar heeft dus terecht de naheffingsaanslag berekend over een parkeerduur van een uur.
DATUM:
18 januari 2019
ECLI:
ECLI:NL:HR:2019:56
ZAAKNUMMER:
18/03317
INSTANTIE:
Hoge Raad