Roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting; woonboot met ligplaats

Belanghebbende is eigenaar van de woonboot met ligplaats. De heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem heeft een aanslag roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting opgelegd voor het eigendom van een woonboot en het recht op een ligplaats berekend naar een waarde van € 192.000. Naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende is de waarde verminderd tot € 149.000. De Rechtbank Arnhem heeft het beroep gegrond verklaard en de waarde verminderd tot € 105.000. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende stelt dat zijn ligplaats niet vergelijkbaar is met de ligplaatsen die door de heffingsambtenaar als vergelijkingsobjecten zijn gehanteerd. Er is overlast van omliggende bedrijven en een scoutinggroep. Het toegangspad is onverhard en vervuild. De haven is verontreinigd en biedt slechts onaantrekkelijke ligplaatsen. Bij zijn ligplaats is geen steile, maar een zeer glooiende oever met alle problemen van dien. Het water is ondiep. Door de aanzuigende werking van passerende schepen is het water aan grote schommelingen onderhevig waardoor zijn woonboot regelmatig op de bodem bonkt met gevaar voor schade.
Naar het oordeel van het hof maakt de heffingsambtenaar niet aannemelijk dat de door hem verdedigde waarde van € 105.000 juist is. Gelet op de andere ligging en uitstraling van de vergelijkingsobjecten kan de waarde hieruit niet worden afgeleid. Belanghebbende heeft in hoger beroep onweersproken gesteld dat potentiële gebruikers van ligplaatsen in de haven gebruik hebben gemaakt van de door de gemeente in het leven geroepen afkoopregeling. Zij namen liever genoegen met € 60.000 dan dat zij een ligplaats in de haven gingen innemen. Belanghebbende maakt met het door hem overgelegde taxatierapport evenmin aannemelijk dat de daarin vermelde waarde juist is. Die waarde is bepaald door op de oorspronkelijk door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 192.000 een niet nader onderbouwde aftrek van twee maal 30% toe te passen wegens de slechte kavel en slechte ligplaats. De waarde van enkel de woonboot is kennelijk niet in geschil gelet op de daarvoor door beide partijen gehanteerde waarde. De omvang van het geschil wordt uiteindelijk bepaald door de standpunten die partijen hebben ingenomen. Belanghebbende verdedigt een waarde van € 80.700. Met het vaststellen van een lagere waarde zou het hof buiten de rechtsstrijd van partijen treden hetgeen niet is toegestaan. Het hof is van oordeel dat de waarde van de woonboot, inclusief de daarbij behorende ligplaats, niet op een hoger bedrag dan € 80.700 kan worden gesteld.
Het hof verklaart het hoger beroep gegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.