Verhuurder woning mag zich als derde-belanghebbende over geschil uitlaten
Belanghebbende is huurder van de woning waarvoor een WOZ-beschikking is afgegeven. De rechtbank overweegt dat de uitkomst van deze procedure tegen de hoogte van de WOZ-waarde een direct gevolg kan hebben voor de eigenaresse van de woning. Voor de eigenaresse is er ingevolge de wettelijke bepalingen geen aparte rechtsingang. De Awb kent in art. 8:26 lid 1 een regeling waarin een belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld als zogenoemde derde-partij aan het geding deel te nemen. Art. 30 Wet WOZ verwijst naar de AWR. In de AWR is echter geen bepaling opgenomen vergelijkbaar met art. 8:26 Awb. Hier is sprake van een leemte in de rechtsbescherming en dient art. 8:26 Awb van overeenkomstige toepassing op onderhavige procedure te zijn. Dit brengt mee dat het in voorkomende gevallen op de weg van de heffingsambtenaar ligt om een derde-belanghebbende in de gelegenheid te stellen zich desgewenst over het voorliggende geschil uit te laten. In de onderhavige zaak heeft dit niet plaatsgevonden. De rechtbank verbindt hieraan echter geen verdere gevolgen, aangezien derde-belanghebbende in beroep als procespartij heeft deel genomen aan het geding, maar verder geen aanleiding heeft gezien tot een inhoudelijke inbreng.
Terug naar kennisbankDATUM:
27 mei 2019
ECLI:
ECLI:NL:RBDHA:2019:6261
ZAAKNUMMER:
AWB 18/5699
INSTANTIE:
Rechtbank Den Haag