Naheffingsaanslag parkeerbelasting aan parkeerder i.p.v. houder voertuig opgelegd

 In geschil is of aan belanghebbende, als degene die het voertuig heeft geparkeerd, terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd. Op het beroep in cassatie van belanghebbende overweegt de Hoge Raad dat de klacht van belanghebbende dat het Hof artikel 225, lid 5, van de Gemeentewet heeft geschonden doordat het niet de houder van het voertuig heeft aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, ongegrond is. In artikel 225, lid 5, van de Gemeentewet staat, anders dan artikel 225, lid 4, van de Gemeentewet niet het woord "mede". Gelet op de strekking van deze bepaling, vergemakkelijking van de invordering van parkeerbelastingen, kan daarmee niet zijn bedoeld uit te sluiten dat de aanslag wordt opgelegd aan degene die het voertuig heeft geparkeerd en dient deze bepaling dan ook zo te worden gelezen dat naast de houder ook degene die in artikel 225, lid 3, van de Gemeentewet in de eerste plaats als belastingplichtige is aangewezen als zodanig blijft aangemerkt. Nu belanghebbende in ieder geval kan worden aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd kon de naheffingsaanslag aan haar worden opgelegd en behoefde het Hof volgens de Hoge Raad niet te onderzoeken wie de houder was. (volgt verwerping)

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.