Heffingsambtenaar hoeft geen gegevens uit andere procedure in te brengen

Belanghebbende exploiteert rondvaartboten in Amsterdam. De heffingsambtenaar heeft voor diverse tijdvakken naheffingsaanslagen vermakelijkheidsretributie opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen hiertegen ongegrond verklaard.
Belanghebbende klaagt erover dat de rechtbank de bewijslast voor feiten en omstandigheden waarop de toepassing van de meerderheidsregel kan worden gebaseerd bij haar heeft gelegd. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar gegevens dient te verstrekken die van belang zijn voor een beoordeling van de vraag of het gelijkheidsbeginsel, meer in het bijzonder de meerderheidsregel, is geschonden. In dit verband heeft belanghebbende voorts erop gewezen dat zij zelf niet in staat is geweest om aan de bewijslast zoals de rechtbank die ziet te voldoen. Weliswaar heeft zij, naar zij stelt, daartoe pogingen gedaan, maar die hebben geen effect gehad omdat collega-rederijen zeer terughoudend zijn met het verstrekken van informatie. De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemeente geen gegevens behoeft te verstrekken. Tevens heeft de heffingsambtenaar erop gewezen dat voor de rechtbank is aangevoerd dat de Dienst Belastingen van de gemeente geen ‘potentiële retributieplichtigen’ kent en dat geen medewerking wordt gegeven aan het inbrengen van gegevens die in een andere procedure over de vermakelijkheidsretributie door de desbetreffende belanghebbende zijn overgelegd.
Naar het oordeel van het hof dient belanghebbende voor haar stelling dat de heffingsambtenaar in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, meer in het bijzonder de meerderheidsregel, een begin van bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waarop die stelling is gebaseerd. Zonder een begin van bewijs kan van de gemeente niet worden verwacht dat zij bewijs levert van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. In dat kader kan van de heffingsambtenaar ook niet worden verlangd dat hij in deze zaak stukken inbrengt die door een (andere) belanghebbende zijn ingebracht in een andere procedure waarmee hij bekend is. De rechtbank heeft op het punt van de bewijslastverdeling een juiste beslissing genomen. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende geen (begin van) bewijs geleverd van feiten en omstandigheden waaraan ten minste het vermoeden is te ontlenen dat de heffingsambtenaar in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, in het bijzonder de meerderheidsregel. Zoals de rechtbank heeft overwogen is de enkele verwijzing naar de inmiddels vernietigde uitspraak van Hof Amsterdam van 2 december 2010, nrs. P08/00469 t/m 08/00477, daartoe niet toereikend. Anders dan belanghebbende heeft betoogd, kan dit bewijs ook niet worden gevonden in het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 2013, nr. 12/01792, ECLI:NL:HR:2013:BZ1298. 

 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.