Afvalstoffenheffing; onredelijke en willekeurige belastingheffing
De gemeente Duiven zamelt in de wijk waar belanghebbende woont het gft-afval niet apart in. Het gft-afval wordt ongescheiden van restafval aangeboden via een ondergrondse container. In de rest van de gemeente wordt het gft-afval wel afzonderlijk ingezameld en de minicontainer (kliko) voor gft-afval wordt gratis geledigd.
De rechtbank stelt vast dat de gemeente ten aanzien van een deel van haar inwoners handelt in strijd met de verplichting uit art. 10.21 Wet milieubeheer om het GFT-afval afzonderlijk in te zamelen. Anders dan de heffingsambtenaar meent, biedt art. 10.26 Wet milieubeheer geen steun voor de opvatting dat de gescheiden inzameling van gft-afval volledig achterwege mag blijven. Een schending van art. 10.21 Wet milieubeheer kan leiden tot het onverbindend verklaren van de Verordening indien de schending naar het oordeel van de belastingrechter voldoende zwaarwegend is (HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:694). De rechtbank stelt vast dat er niet voor is gekozen de totale kosten van het verwerken van afvalstromen te verdelen over het totaal aantal huishoudens. Doordat de begrote kosten voor het legen van de ondergrondse containers alleen worden omgeslagen over de bewoners die gebruik maken van een ondergrondse container, betalen zij een hoger tarief per liter dan de overige inwoners van de gemeente. Omdat de eerstgenoemde inwoners bovendien als gevolg van de schending van art. 10.21 Wet milieubeheer zijn gedwongen meer liters afval aan te bieden via de ondergrondse container dan het geval zou zijn als het gft-afval apart zou worden ingezameld, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onredelijke en willekeurige belastingheffing die er toe leidt dat de tariefstelling partieel onverbindend is.
DATUM:
06 november 2017
ECLI:
ECLI:NL:RBGEL:2017:5607
ZAAKNUMMER:
AWB-17/2788
INSTANTIE:
Rechtbank Gelderland