Rioolheffing; aan artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water komt geen rechtstreekse werking toe
In de Verordening Rioolheffing van de gemeente Someren wordt geheven van de eigenaar van een perceel en niet van de gebruiker. Belanghebbende is van mening dat dit in strijd is met artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water (KRW) waaraan rechtstreekse werking toekomt.
De rechtbank overweegt dat uit artikel 9, eerste lid, van de KRW slechts de verplichting voortvloeit dat de lidstaten ‘rekening houden’ met het beginsel van terugwinning van de kosten van waterdiensten, overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt. Daarnaast dienen de lidstaten er op grond van artikel 9, eerste lid, alinea 2, van de KRW voor te zorgen dat de diverse watergebruikssectoren, ten minste onderverdeeld in huishoudens, bedrijven en landbouw, ‘een redelijke bijdrage’ leveren aan de terugwinning van kosten van waterdiensten. De wijze waarop lidstaten invulling dienen te geven aan deze verplichtingen is echter niet nader omschreven in de KRW. In de bewoordingen waarmee deze bepaling een verplichting aan de lidstaten oplegt, kan geen voldoende nauwkeurig bepaald recht worden gelezen waarop belanghebbende rechtstreeks aanspraak kan maken. In samenhang bezien met artikel 11 van de KRW is aan de lidstaten een ruime mate van beoordelingsvrijheid gegeven maatregelen te ontwikkelen en nader in te vullen, teneinde de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken. Bovendien is aan de lidstaten in het vierde lid van artikel 9 van de KRW een beoordelings- en beleidsvrijheid geboden om af te wijken van wat gesteld is in artikel 9, eerste lid, alinea 2, waardoor ook daarom in dat artikelonderdeel geen sprake is van een voor de lidstaten onvoorwaardelijk geformuleerde bepaling of een voldoende nauwkeurig bepaalde verplichting.
DATUM:
14 april 2015
ECLI:
ECLI:NL:RBOBR:2015:2090
ZAAKNUMMER:
14/1839
INSTANTIE:
Rechtbank Oost-Brabant