Heffingsambtenaar had bezwaar als verzoek om WOZ-beschikking moeten aanmerken

Belanghebbende heeft in de jaren 2009 en 2011 een gemeubileerd chalet op een recreatiepark. De grond waarop de woning is geplaatst, is eigendom van [A]. Belanghebbende houdt de woning voor meer dan 90 dagen per kalenderjaar beschikbaar voor haarzelf of haar gezin. De heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld heeft aanslagen forensenbelasting opgelegd en de bezwaren hiertegen ongegrond verklaard. De Rechtbank Arnhem heeft de beroepen ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft gesteld dat de heffingsambtenaar is uitgegaan van onjuiste objectafbakening. Het hof wijst op een eerdere uitspraak waarin zij met betrekking tot dezelfde woning en grond gezamenlijk heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar van een juiste objectafbakening is uitgegaan. Het hof ziet geen aanleiding nu anders te oordelen.
Het hof concludeert dat het object moet worden aangemerkt als één onroerende zaak en dat [A] daarvan krachtens eigendom genothebbende is in de zin van de Wet WOZ.
Vervolgens heeft belanghebbende aangevoerd dat de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2011 te hoog is vastgesteld. Het hof stelt vast dat in de Wet WOZ aan anderen dan de genothebbende/belanghebbende in de zin van artikel 24 van de Wet WOZ de mogelijkheid wordt geboden om tegen de vastgestelde WOZ-waarde op te komen. Zo wordt die mogelijkheid in artikel 28 van de Wet WOZ geboden aan ‘medebelanghebbenden’.
Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende, nu zij voor meer dan 90 dagen de beschikking heeft over de woning, met betrekking tot de heffing van belasting te harer aanzien belang heeft bij de vastgestelde waarde. Haar grieven in het bezwaarschrift tegen de vastgestelde WOZ-waarde hadden daarom door de heffingsambtenaar als een verzoek om een beschikking in de zin van artikel 28 van de Wet WOZ moeten worden aangemerkt. De heffingsambtenaar zal dat verzoek alsnog in behandeling moeten nemen. Nu partijen eensluidend hebben verklaard dat wanneer belanghebbende naar het oordeel van het hof een rechtsingang heeft om tegen de beschikte waarde op te komen, de waarde voor belastingjaar 2009 kan worden gehandhaafd en de waarde voor belastingjaar 2011 dient te worden verminderd, volgt het hof partijen daarin.
Het hof verklaart het hoger beroep tegen de aanslag voor 2009 ongegrond en voor 2011 gegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.