Bij machtiging geen verplichting om uitspraak aan belanghebbende te sturen

Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen opgelegd. Belanghebbende heeft zich in de bezwaarfase laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Deze gemachtigde heeft namens belanghebbende bezwaarschriften ingediend. De uitspraken op bezwaar zijn gericht aan gemachtigde van belanghebbende en geadresseerd aan het kantoor van deze gemachtigde. De uitspraken op bezwaar zijn op het kantoor van de gemachtigde van belanghebbende per post ontvangen. Gemachtigde heeft tegen de uitspraken op bezwaar opgestelde beroepschriften ingediend. Daarin verklaart gemachtigde dat hem door belanghebbende is verzocht namens deze in beroep te komen. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk verklaard. In geschil is of de rechtbank de beroepen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De termijn voor het instellen van beroep tegen een uitspraak van de Inspecteur bedraagt zes weken (artikel 6:7 Awb). Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid, Awb). Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, tweede lid, Awb). Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag ná die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) bepaalt dat, in afwijking van artikel 6:8 van de Awb, de termijn voor het instellen van beroep aanvangt met ingang van de dag ná die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van dagtekening is gelegen voor de dag van de bekendmaking. Bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende (artikel 3:41, eerste lid, Awb). Artikel 6:17 Awb bepaalt – voor zover hier van belang – dat indien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde zendt.
Gemachtigde heeft de aan belanghebbende opgelegde belastingaanslagen bestreden door hiertegen bezwaarschriften in te dienen. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende nadien, vóór het doen van uitspraak op bezwaar, de volmacht aan gemachtigde om hem in bezwaar en beroep te vertegenwoordigen heeft ingetrokken. Op grond van artikel 6:17 Awb was de heffingsambtenaar bij het doen van de in geschil zijnde uitspraken op bezwaar derhalve gehouden die uitspraken “in ieder geval” aan de gemachtigde te zenden. De namens belanghebbende opgeworpen stelling dat de heffingsambtenaar die uitspraken daarnaast tevens aan belanghebbende had moeten toezenden, vindt geen steun in artikel 6:17 Awb (vgl HR 22 november 2002, nr. 37.712, LJN: AF0961, BNB 2003/64). Onder de omstandigheden van dit geval kon de heffingsambtenaar volstaan met de toezending van de uitspraken op bezwaar aan de gemachtigde.

(Gerechtshof Hof Arnhem–Leeuwarden 19 maart 2013, nrs. AWB 11/4925, AWB 11/4926, AWB 11/4928, AWB 4930 en AWB 11/4931, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5888)
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.