Verzending eerder dan poststempel, schending hoorplicht

Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend voor een Nederlandse identiteitskaart. De heffingsambtenaar van de gemeente Utrecht heeft hiervoor leges in rekening gebracht. Belanghebbende heeft een bezwaarschrift ingediend, waarbij is verzocht om te horen. De heffingsambtenaar heeft, zonder belanghebbende te horen, het bezwaar ongegrond verklaard. De Rechtbank Utrecht heeft op 6 juli 2012 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de rechtsgevolgen in stand gelaten. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 17 augustus 2012 heeft belanghebbende hoger beroep aangetekend. Het hogerberoepschrift is per post verzonden. De enveloppe vermeldt een poststempel met datum 19 augustus 2012.
De termijn is geëindigd op (vrijdag) 17 augustus 2012. Bij verzending per post is een hogerberoepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door het postvervoerbedrijf is afgestempeld, sluit niet uit dat dit stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd (vgl. HR 17 juni 2005, LJN AT7649). Belanghebbende heeft gesteld – onder overlegging van een afschrift van een bestand uit zijn computer – dat hij het hogerberoepschrift op vrijdag 17 augustus 2012 om 22.07 heeft geprint, om 22.09 uur heeft opgeslagen in zijn computer en omstreeks 23.00 uur in de postbus heeft gedeponeerd. Hieraan heeft belanghebbende toegevoegd dat hij op de hoogte was van het verstrijken van de termijn op 17 augustus 2012.
Het hof acht het relaas van belanghebbende aannemelijk, zodat belanghebbende ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Belanghebbende herhaalt in hoger beroep zijn stelling dat hij door het niet horen in de bezwaarfase is benadeeld. Hij bepleit dat zijn zaak wordt teruggewezen naar de heffingsambtenaar. In aanmerking genomen dat belanghebbende de onderhavige heffing mede heeft bestreden met een beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dat omtrent de in dat verband van belang zijnde feiten en de waardering daarvan tussen de heffingsambtenaar en belanghebbende nog wel verschil van mening bestaat en dat met betrekking tot die aangelegenheid – het beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur – de heffingsambtenaar wel enige (beleids)vrijheid toekomt, is het hof – anders dan de rechtbank – van oordeel dat het verzoek van belanghebbende om terugwijzing van de zaak naar het bestuursorgaan moet worden ingewilligd.
Het hof verklaart het beroep gegrond wijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.