Rioolrechten; toerekening op basis van kostenveroorzaking

Krachtens haar verordening hief de gemeente Eindhoven in 1994 zowel een rioolaansluitrecht als een rioolafvoerrecht. Het tarief voor het afvoerrecht is vastgesteld voor elke volle eenheid waterverbruik van 500 m³. In navolging van het rapport-F heeft de gemeente tot uitgangspunt genomen dat 21,7 percent van de totale kosten van de riolering veroorzaakt is door de grote lozers. Op basis daarvan is 22 percent van de totale kosten toegerekend aan het afvoerrecht, en is het tarief van het afvoerrecht kostendekkend vastgesteld.
Ook in dit geval is de Hoge Raad van mening dat bij deze systematiek het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel niet geschonden zijn. Met betrekking tot de heffingsmaatstaf over-weegt de Hoge Raad dat de keuze om al dan niet een verfijnder methode van kostentoerekening te hanteren - bijvoorbeeld zoals in dit geval een toerekening van slechts de variabele kosten - aan de gemeentelijke wetgever is.
De gemeente heeft een verfijndere methode gekozen door te (laten) berekenen welk deel van de totale rioleringskosten wordt veroorzaakt door de afvoer van de grote lozers.
Belanghebbende heeft echter voor het Hof gesteld dat bij het rapport-F uitgegaan is van de onjuiste veronderstelling dat de afvoer door de grote lozers noodzaakt tot grotere dimensionering en bergingscapaciteit van het rioolstelsel. Die veronderstelling zou naar de mening van belanghebbende onjuist zijn, omdat geen rekening is gehouden met de allesoverheersende invloed van de regenwaterafvoer op de dimensionering van het rioolstelsel.
Het Hof heeft evenwel geoordeeld dat het Hoofd dit betoog toereikend heeft weerlegd door erop te wijzen dat het afvalwater van de grote lozers over de gehele lengte van het stelsel moet worden afgevoerd, terwijl het hemelwater voor een deel wordt geloosd op overstorten. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat de gemeente, gelet op de conclusies van het rapport-F in redelijkheid heeft kunnen besluiten 78 percent van de kosten van het rioolstelsel toe te rekenen aan het aansluitrecht en 22 percent aan het rioolafvoerrecht.
De Hoge Raad overweegt dat deze oordelen van het Hof geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en voor het overige feitelijk en niet onbegrijpelijk zijn en geen nadere motiveringen behoefden.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.