Rioolrechten; geringe opbrengstoverschrijding binnen categorie grote lozers

De gemeente Delft hief in 1995 een rioolafvoerrecht. Er werd geen rioolaansluitrecht geheven, ook niet krachtens een afzonderlijke verordening. Het tarief is vastgesteld per m3 ter zake van boven een hoeveelheid van 500 m³ afgevoerd afvalwater.
Deze heffingssystematiek had tot gevolg dat ruim één percent van de belastingplichtigen, de grote lozers, in de heffing werden betrokken. Deze voerden tezamen circa 40 percent af van de totale hoeveelheid afvalwater die op het riool werd geloosd. De geraamde opbrengst van het rioolafvoerrecht, dat integraal opgebracht zou moeten worden door de grote lozers, beliep 40,3 percent van de geraamde totale (vaste plus variabele) kosten van de riolering.
Ook in dit geval is de Hoge Raad van mening dat bij deze systematiek het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel niet geschonden zijn.
De Hoge Raad behandelt de grieven van belanghebbende waaraan het Hof niet is toegekomen.
Belanghebbende heeft betoogd dat de heffing van het rioolafvoerrecht in strijd is met artikel 229b van de Gemeentewet, althans met het evenredigheidsbeginsel, nu (1) de geraamde opbrengst van het afvoerrecht 40,3 percent bedraagt van het totaal aan geraamde rioleringskosten, terwijl (2) het aan de grote lozers toe te rekenen aandeel in de geraamde totale kosten, door belanghebbende bepaald naar evenredigheid van het aandeel van die groep lozers in de totale hoeveelheid afvalwater die werd verwacht, 38,83 percent bedraagt.
De Hoge Raad overweegt dat uit belanghebbendes stelling onder (1) volgt dat in de verordening de tarieven niet zodanig zijn vastgesteld dat de geraamde baten van het rioolafvoerrecht uitgaan boven het totaal van de geraamde rioleringskosten; het voorschrift van artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet is derhalve niet geschonden. De gestelde overschrijding is voorts zo gering dat de gemeente bij de toerekening van de kosten aan de grote lozers het evenredigheidsbeginsel niet geschonden heeft .
Voor het Hof heeft belanghebbende betoogd dat de kostentoerekeningsmethodiek inhoudt dat de grote lozers mede worden belast voor de kosten die corresponderen met de afvoer van de eerste 500 m³. De Hoge Raad overweegt dat belanghebbende bij dit betoog uit het oog verliest dat weliswaar ook de kosten die worden opgeroepen door de afvoer van de eerste 500 m³ mogen worden verhaald op de grote lozers - en mitsdien in de tarieven mogen worden verwerkt -, maar de rioolrechten niet ter zake van de afvoer van de eerste 500 m3 worden geheven, zodat niet kan worden gezegd dat iedere grote lozer ook voor kosten welke zijn opgeroepen door de door hem afgevoerde eerste 500 m3 wordt belast.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.