Draagvlakmeting op juiste wijze uitgevoerd

De heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag heeft een aanslag BIZ-bijdrage opgelegd en het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft aangegeven dat de tenaamstelling van de aanslag niet juist is nu die op naam is gesteld van de inmiddels ontbonden VOF waar belanghebbende vennoot van was. Tegelijkertijd heeft belanghebbende aangegeven dat hij wenst te ageren tegen de aanslag en dat hij om die reden bezwaar en beroep heeft ingesteld. De rechtbank leidt hieruit af dat belanghebbende wist waar de aanslag betrekking op had en duidt de uitspraak dan ook op naam van belanghebbende en gaat verder met de inhoudelijke behandeling. Belanghebbende stelt dat niet conform het ‘reglement draagvlakmeting’ is gehandeld, doordat in sommige situaties (verzending per post) niet voor ontvangst van de stembiljetten is getekend.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de hem toekomende vrijheid bij het uitvoeren van de draagvlakmeting niet heeft overschreden. Te meer nu voor het uitreiken per post enkel is gekozen in gevallen dat persoonlijke overhandiging niet mogelijk was.
Vervolgens stelt belanghebbende dat bij de publicatie van de uitslag van de draagvlakmeting ten onrechte het totale aantal uitgereikte stembiljetten niet is vermeld.
In het reglement is bepaald dat de uitslag van de draagvlakmeting dient te worden gepubliceerd. De opkomst maakt naar het oordeel van de rechtbank geen deel uit van de te publiceren uitslag. Voorts is ook niet in geschil dat is voldaan aan het opkomstvereiste.
Ten slotte stelt belanghebbende dat de heffingsambtenaar een andere draagvlakmeting had moeten houden omdat twee tarieven zijn opgenomen. De rechtbank overweegt dat met het in de verordening opgenomen nultarief in feite een vrijstelling wordt gehanteerd. Het reglement bepaalt dat degenen die niet daadwerkelijk een bijdrage verschuldigd zijn niet als bijdrageplichtige worden aangemerkt voor de draagvlakmeting. Deze groep heeft geen stemrecht aangezien enkel bijdrageplichtigen in de gelegenheid worden gesteld zich over de invoering van een BIZ-bijdrage uit te spreken. De rechtbank is voorts van oordeel dat, er vanuit gaande dat het nultarief in feite een vrijstelling is, er in feite één vast tarief is, zodat de juiste draagvlakmeting is gehouden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.