Voor geweigerde bouwaanvraag vleesvarkensstal is terecht geheven

Belanghebbende heeft B&W van de gemeente Twenterand verzocht een agrarisch bouwperceel in de plankaart behorende bij het bestemmingsplan op te nemen, zodat belanghebbende een vleesvarkensschuur kon realiseren. Belanghebbende heeft hierna een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend voor de bouw van een vleesvarkensstal. B&W heeft beslist geen medewerking te verlenen aan wijziging van het bestemmingsplan. De aanvraag voor een bouwvergunning is in verband daarmee afgewezen. De heffingsambtenaar heeft een bedrag van € 19.015,88 aan leges gevorderd, berekend op basis van de geraamde bouwkosten. Zowel het bezwaar als het beroep hiertegen zijn ongegrond verklaard. Vaststaat dat belanghebbende een aanvraag voor een bouwvergunning heeft ingediend en dat deze is geweigerd. Gelet hierop is naar het oordeel van het hof ter zake van de aanvraag een besluit genomen waarvoor diensten zijn verricht, hetgeen meebrengt dat B&W de aanvraag in behandeling heeft genomen. Het belastbare feit heeft zich derhalve voorgedaan. Belanghebbende heeft gesteld dat B&W zijn aanvraag niet inhoudelijk heeft beoordeeld, omdat het een aanvraag betrof die in strijd was met het bestemmingsplan. De in rekening gebrachte leges staan in geen enkele verhouding tot de verrichte werkzaamheden. Gelet daarop stelt belanghebbende zich op het standpunt dat een buitensporig tarief is gehanteerd.
Het hof verwerpt dat standpunt, nu tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds geen rechtstreeks verband is vereist (vgl. HR 14 augustus 2009, nr. 43 120, LJN BI1943 en HR 24 december 1997, nr. 32 569, LJN AA3345). Belanghebbende stelt tot slot dat ten onrechte de hardheidsclausule niet is toegepast. Het hof overweegt dat toepassing van de hardheidsclausule een discretionaire bevoegdheid van B&W is, die niet aan beoordeling van de rechter in belastingzaken is onderworpen (vgl. HR 29 maart 2002, nr. 36 513, LJN AE0831).
Nu de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat geen sprake is van geformuleerd beleid met betrekking tot toepassing van de hardheidsclausule, kan belanghebbendes klacht niet leiden tot vermindering van het geheven legesbedrag (vgl. HR 7 maart 2003, nr. 37 198, LJN AF5363).
Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.  

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.