Belanghebbende heeft de lagere bouwsom, bij het ontbreken van een aanneemsom, onvoldoende onderbouwd

Belanghebbende vraagt bij de gemeente Apeldoorn een bouwvergunning aan voor de bouw van commerciële ruimten, appartementen en een parkeergarage. In geschil is de rechtmatigheid van de geheven bouwleges en de hoogte daarvan.
Het hof oordeelt in hoger beroep dat, overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 6 oktober 1982, nr. 21.332, BNB 1982/289, heeft geoordeeld, op grond van het objectieve karakter van deze heffing onder bouwkosten in de zin van de tarieventabel moet worden verstaan: de prijs welke aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarvoor de vergunning wordt verleend. Het hof oordeelt dat belanghebbende de lagere bouwsom, bij het ontbreken van een aanneemsom, onvoldoende heeft onderbouwd. De offerte maakt dit niet anders, nu in deze offerte bepaalde kosten niet zijn begrepen. De gemeente heeft daarom naar het oordeel van het hof terecht de voor het bepalen van de leges te hanteren bouwkosten geraamd. De raming van de bouwkosten aan de hand van taxatieboekjes 2007 is echter niet in overeenstemming met de definitie van bouwkosten zoals die door de gemeente wordt gehanteerd in het jaar 2006. De gemeente heeft nagelaten het bestek en de tekeningen van het bouwproject bij belanghebbende op te vragen teneinde tot een voldoende onderbouwde raming te komen.
Voorts is geen afdoende verklaring gegeven voor het grote verschil tussen de uit de taxatieboekjes voortvloeiende bouwkosten en de aan belanghebbende geoffreerde bouwkosten, nog daargelaten dat de taxatieboekjes zien op een ander jaar.
Het hof verklaart het hoger beroep gegrond en stelt de bouwkosten in goede justitie vast en vermindert de aanslag.