Vrijstellingsprocedure in casu geen dienst waardoor leges ten onrechte zijn geheven

Belanghebbende heeft een bouwvergunning aangevraagd voor het uitbreiden van zijn woning. Bij de vergunningverlening is tevens vrijstelling verleend ex artikel 19, derde lid, van de WRO, omdat het bouwplan niet voldoet aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Ingevolge dit bestemmingsplan rust op de grond van de door belanghebbende voorgenomen bebouwing de bestemming “Agrarische doeleinden”. De woning van belanghebbende bevindt zich in een woonwijk, die omstreeks 1985 is aangelegd. Ter zake van de verleende bouwvergunning en vrijstelling zijn leges geheven. Belanghebbende heeft tegen de leges ten behoeve van het volgen van de vrijstellingsprocedure bezwaar gemaakt. Het bezwaar is door de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer ongegrond verklaard.
De rechtbank Haarlem heeft het beroep ongegrond verklaard.
Het hof oordeelt dat door de aanleg van de woonwijk de gemeente heeft bewerkstelligd dat de agrarische bestemming van de rondom de woningen liggende grond onherroepelijk werd beëindigd, waardoor naleving van het bestemmingsplan feitelijk onmogelijk werd. Voorts is gesteld noch gebleken dat de gemeente gedurende de ruim 20 jaar na oplevering van de woningen op enigerlei wijze aan bewoners heeft bericht dat het gebruik van de rondom het gebouwde gedeelte van de kavel gelegen grond als tuingrond in strijd is met het bestemmingsplan. Het achterwege laten van de aanpassing van het bestemmingsplan en daarmee van de legalisering van de bestaande situatie is het gevolg van de keuze van de gemeente om aan andere zaken meer prioriteit te geven. De werkzaamheden verricht in het kader van de procedure ex artikel 19, derde lid, van de WRO vinden hun oorzaak in de keuze van de gemeente het bestemmingsplan niet aan te passen en dienen niet rechtstreeks en in overheersende mate het individualiseerbare belang van de burger. Dit oordeel brengt mee dat de werkzaamheden geen door de gemeente verstrekte dienst zijn in de zin van artikel 2 van de Legesverordening 2005, zodat er voor legesheffing ter zake daarvan geen grond is.
Het hof verklaart het hoger beroep gegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.