Geen voor bezwaar vatbare beschikking invorderingsrente

Eiser voert aan dat verweerder ter zake van de aanslagen heffingsrente in rekening heeft gebracht. Eiser stelt dat hij hiervoor een maandelijks bedrag afbetaalt op de aanslagen in welk bedrag – ten onrechte – € 60 invorderingsrente is begrepen.
Verweerder betwist dat eiser tot heden betalingen op de aanslagen heeft verricht en dat hij beschikkingen invorderingsrente ter zake van (te late) betaling op de aanslagen heeft vastgesteld. Hij stelt dat de werkwijze is dat pas beschikkingen invorderingsrente worden genomen zodra eiser op deze aanslagen heeft betaald. Verweerder heeft ter zitting bestreden dat er een betalingsregeling is getroffen. Hiertegen heeft eiser geen bewijs van zijn stelling bijgebracht. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk gemaakt door eiser dat hij een betalingsregeling voor deze aanslagen heeft getroffen.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zolang hij nog geen betaling op de aanslagen heeft ontvangen en dus het tijdvak voor berekening van de invorderingsrente nog loopt, geen beschikkingen invorderingsrente hoeft vast te stellen.
In dit verband heeft de rechtbank onderzocht of de door eiser overgelegde mededeling over invorderingsrente in de brief van de inspecteur als beschikking moet worden aangemerkt. Verweerder heeft over die mededeling opgemerkt dat die slechts is bedoeld als voorlichting aan eiser om aan te geven met welk bedrag aan invorderingsrente eiser bij betaling op die dag rekening moet houden, maar dat hij eerst een beschikking zal vaststellen zodra hij een betaling heeft ontvangen. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder niet te volgen in zijn kwalificatie van de mededeling in deze brief. Ingevolge artikel 29 van de Uitvoeringsregeling invorderingswet 1990 wordt de in rekening te brengen invorderingsrente berekend over iedere betaling afzonderlijk. Hieruit volgt dat de beschikking eerst kan worden vastgesteld nadat bekend is dat een betaling is gedaan en welke betaling aan de berekening ten grondslag moet worden gelegd. Gelet op dat wettelijk kader is er geen grond de als voorlichting bedoelde mededeling in de genoemde brief als beschikking te kwalificeren.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder met betrekking tot de aanslagen in ieder geval ten tijde van de uitspraken op bezwaar nog geen beschikkingen invorderingsrente had vastgesteld en dus ook nog niet had bekendgemaakt. Er stond dus nog geen rechtsmiddel open tegen het in rekening brengen van invorderingsrente in verband met (te late betaling op) de aanslagen.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.