Gronduitgifte prijs die belanghebbende bereid was te betalen is de marktwaarde

Belanghebbende heeft van de gemeente De Fryske Marren een perceel grond met bedrijfsbestemming gekocht voor de bouw van een bedrijfspand met een inpandige woning. In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak voor 2016 te hoog heeft vastgesteld.
Het hof stelt allereerst dat er dient te worden gewaardeerd naar de staat van de onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar (1 januari 2016), dus met inachtneming van de omstandigheid dat de omgevingsvergunning was afgegeven en de fundering van de opstal in elk geval deels reeds aanwezig was. Er is aldus sprake van een gebouwd eigendom in aanbouw als bedoeld in artikel 17 lid 4 Wet WOZ en dus dient de vervangingswaarde te worden bepaald rekening houdende met de aard en de bestemming van de zaak en inclusief omzetbelasting. Volgens het hof heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is vastgesteld. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat belanghebbende de grond kort na de waardepeildatum heeft gekocht en hij op dat moment bereid was de door de gemeente vastgestelde gronduitgifteprijs te betalen. Daarom kan niet – zonder meer – worden gezegd dat deze uitgifteprijs niet de marktwaarde vertegenwoordigt. Belanghebbende heeft echter geen feiten gesteld of aannemelijk gemaakt dat de betaalde koopsom niet de waarde in het economische verkeer weergeeft. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar is gegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.