Prejudiciële vragen vergoeding voor immateriële schade

X heeft verzocht om toekenning van een vergoeding voor immateriële schade in verband met een overschrijding van de redelijke termijn. Het hof onderschrijft de conclusies van de A-G, inhoudende dat de vergoeding voor immateriële schade in procedures over de WOZ en de bpm in beginsel moet worden vastgesteld op € 50 per half jaar, de vergoeding moet worden gemaximeerd op het pleitbare financiële belang bij de procedure en de bagatelgrens fors hoger moet worden gesteld dan € 15. Het hof acht echter de kans aanwezig dat de Hoge Raad in die zaak zich niet zal uitlaten over deze kwesties. Daarom stelt het hof in deze zaak een vijftal prejudiciële vragen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat de Hoge Raad naar aanleiding van de vragen uitspraak heeft gedaan. 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.