Reinigingsheffingen; 40% van de kosten van zwerfafval kan aan huishoudelijk afval worden toegerekend

De heffingsambtenaar verzoekt het hof in deze procedure alsnog rekening te houden met de veegkosten ofschoon deze niet in de raming waren begrepen. Het hof overweegt dat kosten die niet tot de geraamde lasten in de gemeentebegroting hebben behoord, niet alsnog kunnen worden aangedragen ter onderbouwing van de stelling dat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Bij het opstellen van de begroting heeft de gemeenteraad immers, al dan niet impliciet, beslist dat deze kosten op andere wijze worden gefinancierd dan uit de opbrengst van de reinigingsheffingen.
Belanghebbende stelt dat ten onrechte de kosten van het illegale afval en het zwerfafval tot de lasten zijn gerekend, aangezien deze kosten geheel dan wel deels op de inzameling van het bedrijfsafval zien. In de raming is een bedrag opgenomen voor zwerfafval. Belanghebbende stelt dat slechts 23% van de kosten voor het opruimen van het zwerfafval ziet op het verwijderen van huishoudelijk afval uit het openbaar gebied. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 28 november 2013 (ECLI:NL:RBNHO:2013:11537, Bloemendaal). De heffingsambtenaar van de gemeente Wijchen verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 23 mei 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1193, Duiven) ter onderbouwing van zijn stelling dat in ieder geval 40% van de kosten van het zwerfafval aan huishoudelijk afval moet worden toegerekend. Hij draagt hiervoor aan dat, in tegenstelling tot de gemeente Bloemendaal, de gemeente Duiven net als de gemeente Wijchen een verstedelijkte gemeente is. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde weerspreking door de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt, dat minder dan 40% van de kosten van het zwerfafval ziet op het verwijderen van huishoudelijk afval uit het openbare gebied. De geraamde baten gaan niet uit boven de geraamde lasten.