Geen feitelijke betekenis voor maximering eigen gebruik in bemiddelingsovereenkomst
Belanghebbende is eigenaar van een recreatiewoning op Terschelling en woont buiten de gemeente Terschelling. Belanghebbende heeft met een bemiddelingsbureau een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten waarin op verzoek van belanghebbende een artikel 10 is toegevoegd. In dat artikel is opgenomen dat het eigen gebruik van het vakantieverblijf is gemaximeerd tot 90 dagen per kalenderjaar. In geschil is of de aanslag forensenbelasting 2016 terecht is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente.
De rechtbank oordeelt dat niet in geschil is dat belanghebbende de recreatiewoning in 2016 ook in enige mate zelf heeft gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden. Uit de arresten van 24 juli 1995 (ECLI:NL:HR:1995:AA1657) en 22 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4972) volgt dat in dat geval moet worden aangenomen dat de recreatiewoning door belanghebbende voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het
gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. De rechtbank stelt vast dat het bemiddelingsbureau blijkens de overeenkomst geen exclusief recht tot verhuur heeft en dat het belanghebbende vrij staat om ook via andere kanalen de recreatiewoning te verhuren. Hieruit volgt dat het eigen gebruik, afgezien van de 147 dagen dat via het bemiddelingsbureau is verhuurd, niet is uitgesloten door verhuur of door aan derden toegekende rechten tot verhuur. Het bemiddelingsbureau heeft vanwege het ontbreken van exclusiviteit geen informatie over de periodes dat niet via zijn tussenkomst verhuurd is en kan daardoor geen controle uitoefenen op, laat staan nakoming afdwingen van, de in artikel 10 van de overeenkomst genoemde maximering van het eigen gebruik. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het artikel 10 van de overeenkomst feitelijk geen betekenis toekomt. Het eigen gebruik is slechts voor 147 dagen in verband met verhuur uitgesloten en er moet worden aangenomen dat de recreatiewoning voor de resterende dagen van het jaar door eiser voor zich of zijn gezin beschikbaar is gehouden. Nu die periode meer dan 90 dagen beslaat is terecht een aanslag forensenbelasting opgelegd.
DATUM:
22 mei 2018
ECLI:
niet gepubliceerd
ZAAKNUMMER:
16/3757
INSTANTIE:
Rechtbank Noord-Nederland