Gemeente is niet bevoegd om op te treden tegen de aanwezigheid van de waterleidingen

Belanghebbende heeft als eigenaar van het waterleidingnetwerk in de gemeente Beuningen voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. Belang-hebbende stelt dat de gemeente een gedoogplicht heeft ten aanzien van het netwerk, hetgeen aan precarioheffing in de weg zou staan. Zij beroept zich daarbij op een overeenkomst.
De rechtbank overweegt dat, wanneer betrokkenen bij een overeenkomst van mening verschillen over de inhoud daarvan, uitleg daarvan dient plaats te vinden. Daarbij gaat het niet alleen om de bewoordingen van de overeenkomst, maar tevens om de betekenis die partijen daaraan over en weer mochten geven en hetgeen zij te dien aanzien over en weer redelijker-wijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-criterium). Nu de overeenkomst in 1959 tot stand is gekomen en de betrokkenen daarbij niet meer kunnen worden geraadpleegd, resteert niet méér dan de tekst van de overeenkomst en de context waarin deze tot stand is gekomen. De overeenkomst kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gelezen dan dat daarbij aan de rechtsvoorganger van belanghebbende het recht is verleend om een waterlei-dingnetwerk te hebben, aan te brengen en te houden in gronden van de gemeente. De stelling van de heffingsambtenaar dat het besluit enkel betrekking heeft op de aanleg, uitbreiding dan wel aanpassing en het onderhoud van de waterleiding in de gemeentegrond, volgt de recht-bank niet, aangezien ook het recht tot het hebben van de waterleiding uitdrukkelijk in het besluit is genoemd. De uitleg van de heffingsambtenaar dat het “hebben” alleen is opgenomen om de reeds aanwezige leidingen onder de werking van de overeenkomst te brengen, strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met de context van de overeenkomst. De overeen-komst is immers gesloten met het oog op de uitbreiding van het netwerk. Dat partijen bedoeld hebben het destijds bestaande netwerk anders te behandelen dan de nieuwe delen daarvan, wordt niet gesteund door de overige inhoud van de overeenkomst. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat de gemeente niet bevoegd is om op te treden tegen de aanwezigheid van de waterleidingen, waardoor geen precariobelasting kan worden geheven.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.