Het waterschap is niet aan te merken als nazaat van Philips van Bourgondië

Belanghebbenden zijn eigenaar van 75 ha buitendijks gelegen gronden. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland heeft aanslagen watersysteemheffing opgelegd en de bezwaren hiertegen ongegrond verklaard. De Rechtbank Arnhem heeft het beroep ongegrond verklaard.
Het hof overweegt dat de wet en de verordening geen ruimte bieden om de gronden buiten de heffing te laten. De omstandigheid dat belanghebbenden de gronden zelf onderhouden maakt dit niet anders. Het waterschap brengt met behulp van een gemaal in droge perioden water in het gebied waaruit volgens het hof volgt dat het waterschap wel degelijk taken uitvoert ten behoeve van de gronden. De gemachtigde beroept zich naar het oordeel van het hof ten onrechte op de uit 1458 daterende toezegging van Philips van Bourgondië, dat door hem en zijn nazaten geen belasting zal worden opgelegd aan de toenmalige inboorlingen van Wijk en hun nakomelingen. Gesteld noch aannemelijk is geworden dat het waterschap is aan te merken als een nazaat of rechtsopvolger onder de algemene titel van Philips van Bourgondië. Volgens de definitie zijn als natuurterreinen aan te merken ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder geheel of nagenoeg geheel moet naar het oordeel van het hof worden verstaan 90% of meer. Vaststaat dat de gronden worden gebruikt voor het weiden van vee en het telen van gras. Het vee dat op de gronden wordt geweid, dient voor vleesproductie dan wel de fokkerij en dit vee wordt onder meer voorzien van water. Bovendien staat vast dat er ten behoeve van het telen van gras (sproei)bemesting plaatsvindt. Het hof acht niet aannemelijk gemaakt dat de inrichting en het beheer van de gronden slechts beperkt (voor minder dan 10%) zijn afgestemd op andere doelstellingen dan het behoud of de ontwikkeling van natuur. Dat er op de gronden onder meer landschapsbomen, knotbomen en hakhoutsingels staan waarvoor subsidie wordt verkregen en dat de gronden belangrijk zijn als broedgebied voor weidevogels, kan niet tot een andere conclusie leiden.
Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.