Bezwaartermijn begint te lopen op de dag na dagtekening van ‘de parkeerbon’ en niet pas na het duplicaat
Belanghebbende stelt dat op de naheffingsaanslag geen rechtsmiddelverwijzing vermeld stond. De heffingsambtenaar heeft hierop een voorbeeld van een naheffingsaanslagbiljet overgelegd waarop wel een rechtsmiddelverwijzing staat. De rechtbank acht geloofwaardig dat er ten opzichte van dat voorbeeld geen wijzigingen zijn geweest in de opzet van de naheffingsaanslagbiljetten. Bijzondere omstandigheden waardoor de rechtsmiddelverwijzing niet kenbaar was, zijn niet aannemelijk geworden. Belanghebbende heeft geen parkeerbon overgelegd en verklaart dat hij de bon uit boosheid heeft weggegooid omdat hij ervan uitging dat hij wel een exemplaar thuis gestuurd zou krijgen. Tegen deze achtergrond vindt de rechtbank belanghebbendes verklaring dat hij de bon goed heeft bestudeerd en niet heeft gezien dat hij bezwaar kon maken, onvoldoende om aannemelijk te achten dat de rechtsmiddelverwijzing niet kenbaar was. Dat de heffingsambtenaar geen foto(kopie) van het echte uitgereikte biljet heeft overgelegd, geeft geen aanleiding voor een ander (bewijs)oordeel. Voor zover belanghebbende betoogt dat hij in verwarring is gebracht door het duplicaat, kan hem dat niet helpen. Dat is immers een omstandigheid die is opgetreden na het verstrijken van de bezwaartermijn, en kan dus geen verklaring zijn waarom niet binnen de bezwaartermijn bezwaar is gemaakt.
Terug naar kennisbankDATUM:
07 februari 2019
ECLI:
ECLI:NL:RBZWB:2019:476
ZAAKNUMMER:
BRE-18/6156
INSTANTIE:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant