14 februari 2022Fiscaal advies

Rioolheffing ook mogelijk indien geen water via de riolering wordt afgevoerd?

Robert Duits

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Enige tijd geleden alweer presenteerde de VNG de nieuwe Modelverordening Riool- en Waterzorgheffing, die de oude Modelverordening Rioolheffing vervangt. (zie Ledenbrief 21/065 d.d. 1 september 2021). Naast een nieuwe naam, is één van de voornaamste wijzigingen de verruiming van het belastbare feit, in die zin dat geen sprake meer hoeft te zijn van een aansluiting op, of afvoer via, de gemeentelijke riolering.

Terecht wordt in de toelichting op de nieuwe tenaamstelling opgemerkt dat de gemeentelijke watertaken een breed palet omvatten. Afval-, hemel- en grondwaterzorgplichten hebben een centrale plaats in de ordening van de publieke ruimte. Een adequate uitvoering van deze zorgplichten is dan ook een collectief goed, waarvan in beginsel alle percelen profijt hebben. Ik ben het met de VNG eens dat, als een gemeente de verruiming van de brede rioolheffing optimaal zou willen benutten, het mogelijk zou moeten zijn om heffing niet meer afhankelijk te stellen van het direct of indirect aangesloten zijn op de riolering, of het direct of indirect afvoeren van water. In de Modelverordening is daartoe een nieuwe redactie van het belastbare feit opgenomen, waardoor – analoog aan de OZB – iedere eigenaar en/of gebruiker van een binnen de gemeente gelegen perceel belastingplichtig is, ongeacht of sprake is van een aansluiting op of afvoer via de riolering.

Geheel nieuw is dit overigens niet. Een aantal gemeenten heeft al eerder besloten om alle percelen in de heffing te betrekken. De gemeente Hoogeveen heeft ten aanzien van de eigenarenheffing gekozen voor een ruime belastingplicht waarbij alle eigenaren in de heffing worden betrokken, ongeacht of deze aangesloten zijn op de riolering. In de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 11 februari 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:917) is geoordeeld dat het achterwege laten van de beperking in de belastingplicht niet leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing.

Een jaar later was bij hetzelfde Hof op aan de orde of het ook mogelijk is om een dergelijke ruime belastingplicht voor eigenaren als de gebruikers kan worden gehanteerd. De gemeente Steenwijkerland had iedere eigenaar en iedere gebruiker aangeslagen voor een vast bedrag, ongeacht of al dan niet sprake was van aansluiting op de riolering of daadwerkelijke afvoer. Naar het oordeel van het hof (ECLI:NL:GHARL:2015:1162) kan niet gezegd worden dat het achterwege laten van een beperking van de heffing tot eigenaren en gebruikers van percelen die zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering of anderszins profijt hebben van de in de Gemeentewet en in de Verordening genoemde activiteiten, leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing.

Tegen beide uitspraken is geen cassatie ingesteld. Hierdoor zal er op korte termijn over de verruiming geen oordeel van de Hoge Raad komen. Omdat de Hoge Raad zich nog niet heeft uitgesproken over deze materie, kan op dit moment nog niet met absolute zekerheid gesteld worden dat het toegestaan is om de belastingplicht voor de rioolheffing op deze wijze te verruimen.

Ik acht de kans echter klein dat de Hoge Raad zal oordelen dat de verruiming niet is toegestaan. Uit de parlementaire geschiedenis bij de rioolheffing blijkt immers dat de wetgever van mening was het bepalen van de belastingplichtige, heffingsgrondslag en heffingsmaatstaf aan het lokale bestuur moet worden overgelaten. (Zie Kamerstukken II 2005/06, 30 578, nr. 3, p. 34.) De wetgever heeft zelfs expliciet aangegeven dat de rioolheffing is voorzien als een bestemmingsheffing, waardoor er geen sprake hoeft te zijn van een rechtstreekse tegenprestatie in de vorm van een verleende dienst of een voorziening waarvan de belastingplichtige gebruik maakt. (Kamerstukken II 2005/06, 30 578, nr. 3, p. 40.)

Tot zover alleen maar goed nieuws voor wat deze verruiming betreft. Het leidt in ieder geval tot een vergroting van het aantal percelen dat in de heffing betrokken kan worden, waardoor mogelijk het tarief voor 2023 zelfs kan worden verlaagd. Menig (al dan niet nieuw gekozen) wethouder zal alvast glimlachen bij het vooruitzicht om een tariefverlaging bij de rioolheffing door te kunnen voeren. En je bent ook nog eens van die lastige discussies af over de vraag of bepaalde percelen (garageboxen of percelen in het buitengebied) wel of niet afvoeren via de riolering.

Betekent dit dan dat er geen kanttekeningen te plaatsen zijn bij de verruiming? Natuurlijk zullen er belastingplichtigen zijn die het gevoel hebben dat er ‘niks’ wordt gedaan en daardoor weerstand zullen hebben tegen verruiming. Denk bijvoorbeeld aan eigenaren van ongebouwde percelen in het buitengebied die in het verleden over het algemeen geen rioolheffing voor deze percelen moesten betalen.

En wat als je een vast uniform tarief hebt voor alle percelen van bijvoorbeeld € 250,- per perceel. Gaat de agrariër met 200 ongebouwde percelen in het buitengebied (en ja, dat komt wel degelijk voor) dan € 50.000,- rioolheffing betalen voor deze percelen? Dat zal waarschijnlijk niet gewenst zijn.

In de Modelverordening is daarom ook de mogelijkheid opgenomen om percelen zonder drinkwateraansluiting, zoals bijvoorbeeld loodsen, garageboxen, trafo’s tegen een lager vast bedrag in de heffing te betrekken dan woonhuizen en bedrijfsgebouwen. De rechtvaardiging daarvoor is dat deze percelen gemiddeld minder kosten veroorzaken en ook gemiddeld in mindere mate profijt hebben van het nakomen van de gemeentelijke watertaken. Bij de differentiatie wordt ervan uitgegaan dat perceel met een drinkwateraansluiting ook bijna altijd een afvoer op het buizenstelsel heeft, waardoor de belastingplichtige van dat perceel meer profiteert van de waterzorgtaken afvoer van afvalwater. Belastingplichtigen van een perceel dat geen drinkwateraansluiting heeft, zoals de eigenaar/gebruiker van een perceel landbouwgrond, profiteert vooral van de waterzorgtaken voor hemelwater en grondwater, waardoor een lager tarief te rechtvaardigen is.

Men zou er dus voor kunnen kiezen om percelen zonder drinkwateraansluiting bijvoorbeeld € 50,- te laten betalen en percelen met een aansluiting € 250,-. Maar wat als de belastingplichtige van een kleine berging/garage bijvoorbeeld stelt dat er weliswaar een drinkwateraansluiting is, maar dat daarvan geen gebruik gemaakt wordt (en dat ook nog eens gestaafd kan worden met cijfers van de Waterleidingmaatschappij) waardoor niet of nauwelijks afvalwater wordt afgevoerd en het hemelwater niet wordt afgevoerd maar infiltreert in de grond? Is het dan te rechtvaardigen dat een dergelijk perceel vijf keer zoveel rioolheffing dient te betalen dan veel grotere percelen, die weliswaar geen aansluiting voor drinkwater hebben, maar waarbij wel een veelvoud aan hemelwater via de riolering wordt afgevoerd? Is er dan wel sprake van meer profijt en worden er ook meer kosten gemaakt t.o.v. percelen zonder drinkwateraansluiting? Voor menige belastingplichtige zal dat gevoelsmatig zeker niet het geval zijn. Nu hoeft dat op zichzelf nog niet tot fiscaal-juridische problemen te leiden, maar het kan wel tot extra werk leiden. Bijvoorbeeld alleen al omdat veel bezwaar tegen de vernieuwde rioolheffing wordt ingediend.

In het verleden hebben gemeenten bij verruiming veelal gekozen voor lage tarieven voor eigenaren en gebruikers van alle percelen, met opslagen voor percelen die wel daadwerkelijk aangesloten zijn c.q. afvoeren via de riolering. Dat is een iets andere benadering dan koppeling aan een drinkwateraansluiting, waarbij natuurlijk wel weer de eerder aangehaalde discussies kunnen ontstaan of een perceel al dan niet daadwerkelijk aangesloten is of afvoert via de riolering. Ook dat is geen ideale situatie, maar dit komt op het eerste oog wel rechtvaardiger over dan te differentiëren op basis van het hebben van een aansluiting voor drinkwater. In ieder geval wordt zo nog onderscheid gemaakt tussen percelen die op basis van de collectiviteitsgedachte in de heffing worden betrokken en percelen die ook daadwerkelijk gebruik maken van de rioolvoorzieningen. Dat zal toch wat rechtvaardiger aanvoelen dan alleen de koppeling aan een drinkwateraansluiting, zeker als er verder geen aansluiting of afvoer aanwezig is.

Rioolheffing van percelen die niet zijn aangesloten, is in mijn optiek daarom zeker mogelijk, maar dit zal niet voor alle gemeenten tot een eenvoudigere heffing leiden. Er dient goed overwogen te worden of deze verruiming voor een individuele gemeente gewenst is.

Ik kan mij daarom ook goed voorstellen dat er gemeenten zijn die ook in de toekomst zullen besluiten om alleen te heffen van (of het verhoogde tarief in rekening te brengen bij) percelen die ook daadwerkelijk water afvoeren via de riolering.
 

Robert Duits

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Ruim 20 jaar werkzaam in de Wet WOZ en de lokale belastingen. Gespecialiseerd in de Wet WOZ, rioolheffing, verblijfsbelastingen, ondernemersfondsen en kostentoerekeningen.

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.