Wie kent hem niet; de brandgang achter de woning. In de meeste gevallen maakt de brandgang deel uit van het WOZ-object.
Hof Arnhem-Leeuwarden (enkelvoudig) oordeelde in een uitspraak van 20 juli 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6905 dat de afbakening niet juist is, indien de brandgang bij meerdere bewoners van achtergelegen panden in gebruik is en is afgescheiden van het perceel door een hekje of wat daar ook maar voor dient. Daarmee is de brandgang volgens het hof een afzonderlijke onroerende zaak in de zin van art. 16, onderdeel c, Wet WOZ.
Voor de lezers van @Belastingblad raad ik de noot van @martinfranse bij deze uitspraak in Belastingblad 2021/336 van harte aan.
Met de betreffende uitspraak in de hand maken no-cure-no-pay-bedrijven volop reclame. Toch valt er een heleboel af te dingen op de uitspraak van het hof. Typisch is: of er mogelijk een samenstel kan worden gevormd, zegt het hof in het geheel niet. Het lijkt wel of het hof niet verder is gekomen dan onderdeel c en onderdeel d heeft gemist. Hof Amsterdam deed dat in een vergelijkbare zaak wel, zie Hof Amsterdam 19 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:3143, in cassatie met een beroep op art. 81 lid 1 RO verworpen in HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1181. En wat te denken van de uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch van 31 december 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4103, waarin het hof aangeeft dat een erfdienstbaarheid op een brandgang geen invloed heeft op de objectafbakening. Wel kan deze gevolgen hebben voor de waarde.
De meeste taxateurs nemen het hele perceel mee in de waardering en geven de meters van de brandgang waarde 0 of nemen een correctie-onderdeel op in de waarde, zie bijvoorbeeld Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 juli 2021, ECLI:RBZWB:2021:4113 en Rechtbank Oost-Brabant 30 juli 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:4005. En in dat geval wordt deze discussie natuurlijk alleen gevoerd omwille van de proceskostenvergoeding.
In het civiele recht kent men de aan het Romeinse recht ontleende uitdrukking “de minimis non curat praetor”: met kleinigheden houdt de rechter zich niet bezig. Dat adagium lijkt me bij uitstek van toepassing in dergelijke zaken. Hier ontbreekt mijns inziens een redelijk belang om te procederen.