01 december 2011Fiscaal advies

Boeren, burgers en buitenlui… de cultuurgrondvrijstelling in het kader van de Wet WOZ

Ronald Mols

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Inleiding
In het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) dient voor alle onroerende zaken in Nederland jaarlijks een waarde te worden bepaald en vastgesteld. Ingevolge de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten (hierna: URUO) dienen bij de waardebepaling bepaalde onroerende zaken of onderdelen daarvan buiten aanmerking gelaten te worden. De cultuurgrondvrijstelling is een van deze uitzonderingen en mag zich – zo blijkt uit legio jurisprudentie – terecht en onterecht door zowel boeren als burgers verheugen op bijzondere belangstelling. Voor de toepassing van deze vrijstelling dient echter aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan. In dit artikel wordt stilgestaan bij deze voorwaarden en de (recente) jurisprudentie. Vrijstellingen voor bedrijfsmatige geëxploiteerde cultuurgrond komen ook voor in artikel 3:11 IB (Bosbouwvrijstelling) en 3:12 IB (landbouwvrijstelling). Blijkens de parlementaire behandeling dienen het begrip bos- en landbouw in dezelfde zin te worden opgevat als voor de heffing van inkomstenbelasting.

Voorwaarden
Ingevolge artikel 2 aanhef en onderdeel a, van de URUO wordt bij de waardebepaling buiten aanmerking gelaten de waarde van ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, voor zover die niet de ondergrond vormt van gebouwde eigendommen. De elementen van deze uitzonderingen zijn:

a. cultuurgrond;
b. ten behoeve van land- of bosbouw;
c. bedrijfsmatige exploitatie;
d. voor zover geen ondergrond van gebouwde eigendommen.

Wat is cultuurgrond?
Onder cultuurgrond moet worden verstaan; grond die wordt bewerkt en verzorgd om gewassen te kweken. Woeste gronden of andere niet bewerkte gronden zijn niet aan te merken als cultuurgrond. Dit geldt evenmin voor grond in potten of bakken. Dergelijke grond is los daarvan ook niet als onroerend aan te merken. Een boerenerf of ondergrond van gebouwen is geen cultuurgrond. Ondergrond van kassen en de kassen zelf zijn op grond van artikel 220d, eerste lid, onderdeel a. en b., van de Gemeentewet in het kader van de onroerende- zaakbelastingen wel vrijgesteld.

Wat wordt verstaan onder land- of bosbouw?
Voor de inkleuring van het begrip ‘landbouw’ dient (blijkens art. 2, tweede lid, URUO jo. Art. 7:312 BW) te worden aangesloten bij de definitie in het Burgerlijk Wetboek. Daarin is bepaald dat onder landbouw wordt verstaan, steeds voor zover bedrijfsmatig geëxploiteerd: akkerbouw; weidebouw; veehouderij; pluimveehouderij; tuinbouw, daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen; de teelt van griendhout en riet; elke andere tak van bodemcultuur, met uitzondering van bosbouw.

Uit de jurisprudentie volgt dat volkstuinen (Hof Amsterdam 27 oktober 1981, nr. 613/80, Belastingblad 1982, blz. 73.) niet kunnen worden aangemerkt als landbouw in de zin van de vrijstelling. Voornoemde geldt tevens voor grond dat op basis van een zogenoemde set-aside regeling (EU-verordening ter beperking van overproductie) tijdelijk buiten gebruik is gesteld (HR 9 mei 2003, nr. 35 982, BNB 2003/270).
Het fokken, leasen en beleren van veulens en paarden valt niet onder het begrip landbouw, omdat geen sprake is van fokken voor consumptie. (Hof Leeuwarden 25 januari 2008, nr. 06/00177, Belastingblad 2008, blz. 408).

Rechtbank ’s-Gravenhage (5 februari 2009, nr. 08/3039, LJN BH3174, Belastingblad 2009, blz. 571) heeft recent daarentegen de weidegrond behorende bij een paardenfokkerij aangemerkt als ‘weidebouw’, waarvoor de uitzonderingsbepaling wél geldt. De vraag kan worden opgeworpen of deze jurisprudentie houdbaar is. Het oordeel van de rechtbank dat grond ten behoeve van een paardenfokkerij wordt aangemerkt als ‘weidebouw’, wordt door mij niet gedeeld. Deze grond is immers dienstbaar aan de exploitatie van de paardenfokkerij en de begrazing van de grond is daaraan ondergeschikt. Steun voor deze opvatting ontleen ik aan de uitspraak van Hof Amsterdam (11 juni 1999, nr. 97/01895, M IV, Belastingblad 1999, blz. 946). Steun voor deze opvatting ontleen ik tevens aan een andere uitspraak van Hof Amsterdam (Hof Amsterdam 26 november 2002, nr. 01/146, LJN: AF5961). In rechtsoverweging 8.2, stelt het Hof ter zake pensionpaarden:

‘Het gedeelte van de grond dat dient voor het in de kost hebben van paarden wordt daarentegen niet geëxploiteerd ten behoeve van de landbouw, aangezien deze activiteit niet is gericht op het laten groeien en voeden van gewassen.’

Steun voor bovengenoemde opvatting kan men tevens ontlenen aan de uitleg die in het spraakgebruik aan de term ‘weidebouw’ wordt gegeven. Het woordenboek (Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, Twaalfde druk, blz. 3552) geeft aan dat onder ‘weidebouw’ wordt verstaan: ‘het exploiteren van weiland’. Bij een paardenfokkerij of paardenpension exploiteert men geen weilanden maar paarden. De begrazing van deze weilanden is hieraan ondergeschikt.

Een wettelijk bepaling van ‘bosbouw’ ontbreekt. Bij bosbouw gaat het om de productie van te verkopen hout, bijvoorbeeld brand- of timmerhout.

Wanneer bedrijfsmatige exploitatie?
Van bedrijfsmatige exploitatie is sprake indien er een organisatie is van arbeid en kapitaal met het oogmerk om winst te behalen. Om in aanmerking te komen voor de uitzonderingsbepaling dient er derhalve sprake te zijn van ondernemingsgewijze voortbrenging van gewassen met behulp van cultuurgrond. De vraag of er sprake is van bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond dient te worden beoordeeld aan het begin van het kalenderjaar.

Bedrijfsmatige exploitatie dient te worden onderscheiden het normale vermogensbeheer. Hieronder wordt verstaan het enkel uitvoeren van werkzaamheden die nodig zijn voor het in stand houden van bijvoorbeeld een bos of boomgaard en waarbij het beschikbare hout of de beschikbare vruchten te gelde worden gemaakt. In de praktijk levert dit criterium veelal de meeste problemen op, omdat een bedrijfsmatige exploitatie niet visueel is. Van belang kunnen zijn de omvang van de het cultuurgrond areaal, inschrijving bij de Kamer van Koophandel of bijvoorbeeld de deelname aan de Gecombineerde Opgave (in de volksmond: de meitelling). De bewijslast ligt op dit punt bij belanghebbende.

Van bedrijfsmatige exploitatie was bij een proefboerderij geen sprake omdat het winstoogmerk ontbrak. (Hoge Raad 5 april 1978, nr. 18 753, BNB 1978/114 (Wageningen) en Hof Arnhem 25 juli 2005, nr. 03/02553.) Dit geldt ook voor zogenaamde 'hobbyboeren'. Bij deze boeren bestaat geen winstoogmerk, omdat het een hobby betreft c.q. de aard en omvang van de werkzaamheden normaal vermogensbeheer niet te boven gaan. (Hof Arnhem van 29 juli 2003, nr. 02/01658 en Hof ’s-Gravenhage 17 oktober 2008, nr. 08/00003, Belastingblad 2009, blz. 127).
De bedrijfsmatige exploitatie van cultuurgrond behoeft daarentegen geen primaire inkomstenbron te zijn van de exploitant (Hof ‘s-Gravenhage 26 april 1982, nr. 1716/80, M III, Belastingblad 1983, blz. 489). Een door een belanghebbende overgelegd exploitatieoverzicht over een periode van vier jaren met een positief resultaat van slechts € 13.000,-, was voor Hof Arnhem (Hof Arnhem 9 augustus 2011, nr. 11/00026, LJN BR5483.) reeds voldoende om aan te nemen dat er sprake was van een bedrijfsmatige exploitatie van een bosperceel.

Conclusie
Boeren, burgers en buitenlui …: wie de schoen van de WOZ-cultuurgrondvrijstelling past mag hem aantrekken. Om in aanmerking te komen voor de cultuurgrondvrijstelling dient aan verschillende voorwaarden te worden voldaan. De voorwaarden zoals genoemd onder a., b. en d. – Wat is cultuurgrond?; Wat wordt verstaan onder land- en bosbouw? en ondergrond van een gebouwd eigendom – zijn op basis wet, spraakgebruik en feitelijke situatie, goed te definiëren en te beoordelen. De ruime uitleg van het begrip ‘weidebouw ; zodat ook paardenfokkerijen en paardenpensions onder het toepassingsbereik van de cultuurgrondvrijstelling vallen, lijkt kwetsbaar. De vraag of er sprake is van bedrijfmatige exploitatie dient naar de omstandigheden te worden beoordeeld. Aan deze laatste voorwaarde wordt redelijk snel voldaan. Het blijft een kwestie van aannemelijk maken.


Praktische informatie

  • Voorwaarden cultuurgrondvrijstelling: cultuurgrond, ten behoeve van land- of bosbouw, bedrijfsmatige exploitatie, geen ondergrond gebouwde eigendommen
  • Cultuurgrond: grond ten behoeve van kweek van gewassen
  • Landbouw: overeenkomstig definitie BW
  • Ruime uitleg ‘weidebouw’ lijkt kwetsbaar
  • Bedrijfsmatige exploitatie: naar de omstandigheden beoordelen
  • Bewijslast ligt bij belanghebbende


Mogelijke streamers

  • cultuurgrondvrijstelling niet enkel voor boeren
  • voorwaarden cultuurgrondvrijstelling
  • ruime uitleg ‘weidebouw’ kwetsbaar
  • bedrijfsmatige exploitatie naar de omstandigheden beoordelen
  • bedrijfsmatige exploitatie; geen hoofdinkomsten
  • bewijslast ligt bij belanghebbende 

Ronald Mols

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Ruim 25 jaar (proces)ervaring in lokale belastingen. Gespecialiseerd in Wet waardering onroerende zaken, precariobelasting (kabels & leidingen) en kostentoerekening leges.

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.