19 februari 2019Fiscaal advies

Woninggebonden financiering: geen profijt van de baatbelasting!

Edwin Borghols

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Er zijn vele ideeën over gebouwgebonden financiering in het kader van de energietransitie in omloop. De meeste daarvan zijn niet fiscaal van aard. Zo is er Bodemwende, een initiatief gebaseerd op erfpacht, en het initiatief Euro Pace, de Europese tegenhanger van een Amerikaans fiscaal initiatief. Daarnaast zijn door diverse gemeenten al privaatrechtelijke vormen geïntroduceerd. Tegen iedere vorm worden echter bezwaren ingebracht en het lijkt er op dat deze vormen niet op korte termijn op grote schaal zullen worden ingezet.

Fiscale ideeën gebaseerd op Nederlandse belastingen zijn er ook. Al enige tijd zweeft de baatbelasting weer boven de markt. De baatbelasting is een gemeentelijke belasting die – kort gezegd – kan worden ingezet als een gemeente nieuwe investeringen pleegt. Als die investeringen nut (baat) afwerpen over de onroerende zaken die in de (naaste) omgeving liggen, dan kunnen gemeenten onder bepaalde voorwaarden de lasten van die investeringen geheel of deels omslaan over de eigenaren van die gebate percelen.

Baatbelasting is niet geschikt

De baatbelasting is een zeer conflictgevoelig instrument. Vele heffingsambtenaren krijgen vlekken in de nek als ze terugdenken aan de lange fiscale procedures die ze hebben moeten voeren, met veelal negatief resultaat. De Hoge Raad bleek namelijk zeer hoge eisen te stellen aan het gebruik van de baatbelasting. In veel gevallen bleek de baatbelasting niet te kunnen worden gehanteerd, en als het wel werkte dan bleek de potentiele opbrengst veel lager dan gedacht. Hoewel de fiscale problematiek vrijwel uitsluitend de baatbelasting voor een herinrichting betrof, heeft men in gemeenteland vrijwel collectief afscheid genomen van de baatbelasting.

Toch is het onlangs weer opgedoken, omdat het nog steeds een instrument is dat gemeenten kunnen hanteren. Zie bijv. het rapport van het ESBL van november 2018 getiteld “Woninggebonden financiering via de baatbelasting”.

Het gebruik van de baatbelasting voor de woninggebonden financiering klinkt best aantrekkelijk. Het werkt, volgens het rapport, als volgt.

De investering in de verduurzaming wordt voorgefinancierd door geldverstrekkers, zoals banken. De gemeente is verantwoordelijk voor het aflossen van de schuld via de baatbelasting. De hoogte van de baatbelasting, de zogenoemde periodieke aflossing, wordt gekoppeld aan de besparing die de eigenaar heeft vanwege lagere energielasten door de duurzaamheidsinvesteringen (zonnepanelen, warmtepomp, nieuwe ketel, isolatie, enz.). De gemeente treedt dus via de heffing van baatbelasting over lange tijd als kassier voor de bank op, waardoor de lasten van duurzaamheidsinvesteringen over vele jaren worden gespreid.

De maandlasten voor de eigenaar zijn neutraal, terwijl hij wel een goede bijdrage levert aan de verduurzaming en de energietransitie. Voordeel voor hem is dat hij niet het gehele investeringsbedrag ineens op tafel hoeft te leggen, omdat de aflossing wordt gespreid over een reeks van jaren, gekoppeld aan de economische of technische levensduur. Voordeel is ook dat de lening (aflossing) niet is gekoppeld aan de eigenaar, maar aan het huis (woninggebonden). De woningeigenaar die gemiddeld maar 7 tot 10 jaar zijn huis bewoont, heeft dan de zekerheid dat hij als hij verhuist niet geheel zelf opdraait voor de aflossing van de investering. Dat is het idee, althans.

Het ESBL concludeert in het rapport dat de baatbelasting in zijn huidige vorm niet geschikt is om te dienen als vehikel om lasten van de investeringen van de verduurzaming / energietransitie goed te verdelen. Iedereen die er verstand van heeft, zal het daarmee eens zijn. Dat komt omdat de verduurzaming van woningen geen openbare voorziening is, maar een privé-investering. De gemeente heeft daar voorts helemaal geen lasten van, die hebben de eigenaren zelf. Zij zijn immers degenen die investeren met geld van de bank. Verder gaat het vaak deels om vervanging van bestaande voorzieningen, waardoor het fiscale potentieel ook geringer is.

De Gemeentewet zou gewijzigd moeten worden om de baatbelasting geschikt te maken voor dit doel. Een wetswijziging juich ik van harte toe. Zonder een wettelijke basis is het vrijwel onmogelijk om een goed werkend fiscaal instrument te kunnen toepassen. Of je daarvoor de baatbelasting zou moeten upgraden tot een woninggebonden financieringsinstrument is een volgende vraag. Ik denk persoonlijk dat je daar beter een nieuw instrument voor kunt introduceren. Dat hoeft niet eens een fiscaal instrument te zijn, maar het mooie aan het fiscale instrumentarium is wel dat je de betaling kunt afdwingen zonder tussenkomst van de rechter!

Conclusie: de huidige baatbelasting is niet geschikt, de wet moet gewijzigd worden. Maar een wetswijziging moet wel medewerking krijgen van de rijksoverheid en die schijnt nog niet erg enthousiast te zijn. Nou wil dat niet zeggen dat het helemaal niet gaat gebeuren, want bij de bedrijveninvesteringszones (wat nu de Wet BIZ is geworden) stond de wetgever ook niet te trappelen om het in te voeren. Maar het kan wel lang gaan duren voordat we iets als een WIB (woninginvesteringsbijdrage) kunnen verwachten.

Tussenoplossing: baatbelasting vrijwillig betalen?

Nu willen gemeenten en marktpartijen daar niet op wachten en dus wordt er gekeken naar tijdelijke of tussenoplossingen. In het rapport van het ESBL wordt daarvoor een handreiking gegeven. De baatbelasting kan toch worden ingezet, door het als vrijwillig instrument te gebruiken. De eigenaar sluit dan een vaststellingsovereenkomst met de gemeente (de heffingsambtenaar) waarin hij vastlegt dat hij graag baatbelasting wil betalen, en via een kettingbeding wordt geregeld dat als hij zijn huis verkoopt ook de nieuwe eigenaar ervoor moet tekenen dat hij de baatbelasting ook gaat betalen. Klinkt als een dichtgetimmerd verhaal. Maar werkt het zo ook? Wat zijn de kanttekeningen?

Een eerste kanttekening is dat deze tussenoplossing meebrengt dat het een zeer bewerkelijke belastingheffing gaat worden. Nu hoeft dat niet onoverkomelijk te zijn, want het stimuleren van duurzaamheid mag wel wat kosten. Maar de gedachte is dat er per woning en per voorziening een baatbelasting wordt ingesteld. Dit is nodig omdat het idee is dat het besparingsbedrag per maand ook het aflossingsbedrag is van de lening/investering. Dat brengt mee dat er per woning en per voorziening een berekening moet worden gemaakt waarbij rekening wordt gehouden met de terugverdienperiode en de levensduur. Bij een bestaande woning zijn er meestal 3 á 4 duurzaamheidsvoorzieningen die vaak gefaseerd worden getroffen (zonnepanelen, warmtepomp, nieuwe ketel en isolatie). Stel dat je begint met een pilot en je maximaal 300 woningen in de gemeente toelaat in het project. Dan zul je dus ca 1.000 individuele berekeningen moeten maken. Vervolgens zul je volgens de wet in elk geval per woning een bekostigingsbesluit moeten nemen (een soort aankondiging dat er een belasting kan worden ingesteld door de gemeente). En als de voorzieningen gefaseerd worden aangelegd, per voorziening. Na de vaststelling van 600 tot 1.000 bekostigingsbesluiten door de gemeenteraad zal de gemeente evenzovele individuele belastingverordeningen moeten maken en vaststellen door de raad, waarin de berekeningen worden opgenomen. Ik vrees dat de gemiddelde heffingsambtenaar het heel warm krijgt als hij dit soort aantallen hoort. Om van de energie die de uitvoering ‘opwekt’ maar niet te spreken. Maar dat scheelt weer in de stookkosten, denken we dan maar. Vervolgens moeten er ca 1.000 aanslagen per jaar worden opgelegd met automatische maandincasso, maar daar zit de heffingsambtenaar vanwege de automatisering niet mee.

Het echte probleem zit hem volgens mij in het idee dat je met een vaststellingsovereenkomst de fundamentele bezwaren tegen de baatbelasting kunt afdekken. Nu verwacht ik niet dat de ondertekenaars van de overeenkomst bezwaar zullen maken. Zij zijn immers degene die vrijwillig zijn ingestapt. Nee, het risico zit bij de nieuwe eigenaren. Deze moeten namelijk de overeenkomst ook tekenen volgens het kettingbeding.

Het is volstrekt logisch dat een potentiële koper van een huis waarop een langdurige fiscale verplichting rust dat in zijn prijs zal laten meewegen. Ook al weet hij dat hij voordeel heeft van de investeringen die hij eigenlijk afbetaalt. Dus de gedachte dat je als eigenaar de restantschuld (volledig) op een volgende koper kunt afschuiven, lijkt mij een utopie. Dat is echter het probleem van de eerste eigenaar.

De gemeente heeft ook een potentieel probleem, en dat baart mij meer zorgen. Want hoewel de nieuwe koper ook de vaststellingsovereenkomst moet ondertekenen, waarin staat dat hij geen rechtsmiddelen mag aanwenden tegen de aanslag, is het maar zeer de vraag of de rechter dat ook zal vinden. Er zijn gevallen bekend waar de rechter oordeelt dat iemand niet gebonden is aan een dergelijke overeenkomst. Het is sowieso lastig om iemand zijn rechtsmiddelen te ontnemen. En als de rechter dan de aanslag baatbelasting inhoudelijk gaat beoordelen, dan zal het oordeel voor hem niet erg moeilijk zijn. Die verordening is onverbindend, dat is namelijk de eerste conclusie die iedereen meteen trekt. Voor de gemeente is dat dus een groot risico, want er is niemand meer om dat risico op af te wentelen. Of het zou de investeringsbank moeten zijn, maar die wil dat risico vast ook niet lopen.

Nu kun je vinden dat de gemeente bereid zou moeten zijn om dat risico te lopen voor het goede doel. Maar ik zou er toch niet blij van worden als de gemeente waar ik woon dat soort onverantwoorde risico’s gaat lopen. Uiteindelijk draai je er toch als burger of bedrijf voor de lasten op.

Kortom, de baatbelasting is naar mijn mening ook als tussenoplossing niet geschikt. Hij brengt een heleboel werk met zich voor de gemeente. De eerste eigenaar heeft er waarschijnlijk nauwelijks voordeel van omdat de waarde van de woning met een schuld er op lager zal zijn. De gemeente loopt verder een aanzienlijk risico, vooral na de verkoop van de woning.

En denk overigens niet dat een nieuwe koper geen bezwaar zal indienen tegen de baatbelasting. In de meeste gevallen in de jurisprudentie waren de eigenaren in een gebied in grote getale voorstander van een herinrichting, maar toen het aankwam op betalen, waren er opeens allemaal bezwaren en bleek het draagvlak toch ineens minder groot. Ook bij de BIZ, een andere heffing die op verzoek van eigenaren of ondernemers in een gebied kan worden ingevoerd als er voldoende draagvlak is, zijn er toch nog wel bezwaarmakers die zich aandienen.

Alternatief: een retributie!

Is er dan een andere fiscale mogelijkheid? Jawel, hetzelfde doel kan bereikt worden via een retributie. Dit instrument is ook niet ideaal, maar hij kan ook meteen worden ingezet en hij mist wel een aantal bezwaren die wel aan de baatbelasting kleven.

Een retributie is een bedrag dat wordt betaald als tegenprestatie voor een gemeentelijke dienst of gebruik van gemeentebezittingen. Retributies worden nu al gebruikt door gemeenten voor de aanleg van bijvoorbeeld een inrit of een rioolaansluiting. Er komen geen ingewikkelde procedures bij kijken en je kunt een retributieverordening vrij algemeen houden. Dus één belastingverordening in plaats van 1.000 stuks en er zijn geen 1.000 bekostigingsbesluiten nodig. Dat scheelt al weer. Verder is de retributie juist een individuele zaak, dus het bezwaar dat het niet een openbare voorziening is, gaat hier niet op. Dat het geen overheidstaak is en er een particuliere zaak wordt geregeld, is ook geen bezwaar. Bij het ophalen van bedrijfsafval kan hetzelfde gezegd worden. Dat is ook geen overheidstaak, hetgeen ook de reden is dat de meeste gemeenten dit inmiddels overlaten aan de markt. Maar je kunt nog steeds dit soort diensten verlenen of investeringen plegen als gemeente.

De spreiding van de lasten kan worden geregeld via een betalingsregeling over een aantal jaren. Dat is niet gebruikelijk bij een retributie (bij de baatbelasting is dat wel ingebakken in de wettelijke regeling, dat is het mooie van de baatbelasting), maar dat wil niet zeggen dat het niet zou kunnen. Ik zou de hele afwikkeling van de retributie overigens ook met een vaststellingsovereenkomst gepaard laten gaan. Dat is toch wat zekerder, vooral als die is gekoppeld aan een kettingbeding waarbij de koper de afbetalingsregeling van de oorspronkelijke eigenaar overneemt.

En stel dat de volgende eigenaar het er dan niet mee eens is, wat kan hij dan? Er is geen jaarlijkse aanslag zoals bij de baatbelasting om bezwaar tegen te maken, maar een uitgestelde betaling van de belastingschuld. Het zal voor hem dus lastig worden om de bezwaren daartegen bij de (fiscale) rechter aan de orde te stellen. Maar als dat wel kan, dan is er op zichzelf geen inhoudelijk bezwaar tegen de heffing (anders dan bij de baatbelasting, waarvan we al wisten dat die eigenlijk niet houdbaar was). Een heel andere situatie dus. Er moeten hier en daar wel wat rafeltjes afgehecht worden, maar dat is bij de baatbelasting ook het geval.

Kortom, ik zie voordelen bij een andere fiscale route. Laat de baatbelasting maar lekker rusten.

Meer weten of interesse in een pilot? Bel of e-mail me via 0184-490149 of e.borghols@vandenbosch-partners.nl

Edwin Borghols

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Ruim 40 jaar ervaring in lokale belastingen. Gespecialiseerd in kostentoerekening, ondernemersfondsen, verblijfsbelastingen en provinciale heffingen.

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.