Watertoeristenbelasting; forfaitair tarief watertoeristenbelasting onverbindend verklaard

Voortzetting zaak BNB 1993/355c.
De gemeente Aalsmeer heft voor vaartuigen met een vaste ligplaats een watertoeristenbelasting naar een forfaitair tarief dat de heffing berekent naar rato van het product van het aantal personen dat op een vaartuig verblijf heeft gehouden en de in etmalen per belastingtijdvak uitgedrukte duur van het verblijf, waarbij het aantal etmalen is gesteld op 24 en het aantal personen oploopt van 2 tot 5, afhankelijk van de oppervlakte van het vaartuig.
Het verwijzingshof oordeelt aannemelijk dat het forfait leidt tot een alleszins reële schatting van de werkelijke verblijfsduur op de vaartuigen. Het acht niet aannemelijk dat de werkelijke gemiddelde verblijfsduur aanzienlijk - dat is volgens het Hof 40% of meer - afwijkt van het forfaitaire gemiddelde.
De Hoge Raad oordeelt dat van een aanzienlijke afwijking sprake is bij een afwijking van 25% of meer. Het forfaitaire aantal van 24 etmalen berust uitsluitend op een ANWB-rapport, dat echter zodanige gebreken vertoont dat daaraan geen enkel bewijs kan worden ontleend. De motiveringsklacht betreffende 's Hofs oordeel dat het forfaitaire gemiddelde tot een reële schatting leidt van de werkelijke gemiddelde verblijfsduur, slaagt. Er is geen grond de gemeente nogmaals de gelegenheid te geven nader bewijs te leveren. Het vastgestelde tarief is onverbindend.
De Hoge Raad vernietigt de aanslag.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.