Parkeren zonder op de voorgeschreven wijze aangifte te doen is niet hetzelfde als parkeren zonder dat de verschuldigde belasting is betaald

Belanghebbende heeft de parkeerapparatuur in werking gesteld middels het inbellen bij de centrale computer als bedoeld in de Verordening. Zij heeft aldus de verschuldigde parkeerbelasting voldaan. Zij had echter niet de originele transponderkaart geplaatst achter de voorruit (conform de Verordening), maar een kopie daarvan. Het hof heeft geoordeeld dat ingevolge artikel 20 van de AWR – dat op grond van artikel 234, eerste lid, en artikel 236 van de Gemeentewet van toepassing is- de te weinig geheven belasting kan worden nageheven indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald. Van belang is dan ook, aldus het hof, óf de verschuldigde parkeerbelasting is betaald, en niet of op de voorgeschreven wijze aangifte is voldaan (HR 8 januari 1997, nr. 31 657, BNB 1997/68). Dit betekent volgens het hof dat indien achteraf blijkt dat betaling van de verschuldigde belasting heeft plaatsgevonden, voor het opleggen van een naheffingsaanslag geen plaats is, ook al is niet voldaan aan de voorwaarde dat de transponderkaart van buitenaf zichtbaar tegen de voorruit van het voertuig dient te zijn aangebracht. De Hoge Raad verklaart het beroep van B&W van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond. 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.