Toeristenbelasting; geen strijd met discriminatieverbod, geen vermakelijkheid

Belanghebbende is beheerder van het eiland Tiengemeten en exploitant van de enige veerpont van en naar het eiland. De heffingsambtenaar van de gemeente Korendijk heeft een aanslag toeristenbelasting opgelegd op basis van het aantal overvaarkaartjes.
De Rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat de heffing alleen voor het eiland geen strijd oplevert met het discriminatieverbod en dat het eiland niet als een instelling tot het geven van vermaak is aan te merken (nieuwsservice 2014, week 41).
Het hof is ten aanzien van belanghebbendes stelling dat sprake is van ongelijke behandeling van beheerders van recreatieterreinen binnen de gemeente, van oordeel dat belanghebbende in een andere positie verkeert dan die beheerders. Belanghebbende levert naast toegang tot het eiland, aan de bezoeker nog een andere, daarvan te onderscheiden prestatie, te weten het vervoer (tegen betaling) naar het eiland met een door belanghebbende geëxploiteerde veerboot. Klaarblijkelijk heeft de (gemeentelijke) wetgever geoordeeld dat het met een kano of een ander vaartuig aanleggen bij het eiland, zonder dat daarvoor (afzonderlijk) een prijs in rekening wordt gebracht, zowel feitelijk als juridisch iets anders is dan het met de door belanghebbende geëxploiteerde veerdienst tegen betaling vervoerd worden naar het eiland. Dit oordeel dient de rechter te eerbiedigen. De (gemeentelijke) wetgever heeft immers een ruime marge bij de beoordeling of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd (vgl. ECLI:NL:XX:1999:AV1935). De beslissing van de gemeentelijke wetgever om voor de heffing aan te knopen bij de betaling voor een dienst die een directe relatie heeft met het verlenen van verblijf in de gemeente, is naar het oordeel van het hof niet van redelijke grond ontbloot.
Belanghebbende stelt nog dat het merendeel van de bezoekers niet naar het eiland komt om daar enigszins duurzaam te verblijven maar uitsluitend om de kernlocatie op het eiland te bezoeken.
Het hof stelt voorop dat de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 224 van de Gemeentewet geen aanknopingspunt biedt voor de gedachte dat aan de aard en/of het doel van het verblijf geen enkele wettelijke eis wordt gesteld. Wel kan ter zake van een verblijf in de gemeente dat enkel dient om zo spoedig mogelijk weer van daar te vertrekken, zoals het geval is indien de bezoeker zich uitsluitend voor zijn vervoer voor korte duur in de gemeente ophoudt, geen toeristenbelasting worden geheven (vgl. HR 17 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC1967). Niet gebleken is dat de bezoekers zich daar enkel bevinden om zo spoedig mogelijk weer van daar te vertrekken. Hun komst naar het eiland wordt ingegeven door de wens daar kortere of langere tijd te verblijven. Dat, zoals belanghebbende stelt, hun komst in veel gevallen vooral verband houdt met de aanwezigheid van enkele niet door belanghebbende geëxploiteerde voorzieningen (musea, herberg), doet daaraan niet af.
 

Terug naar kennisbank

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.