10 augustus 2020Fiscaal advies

WOZ-waardering en de coronacrisis

Ronald Mols

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Dat de coronacrisis een bijzondere tijd is, hoef ik aan niemand uit te leggen. Of deze crisis als ‘bijzondere omstandigheid’ (art. 18 lid 3, aanhef en letter c) in de zin van de Wet WOZ is aan te merken, heeft veel meer uitleg nodig.

Zoals u weet, geldt als hoofdregel het uitgangspunt dat voor de WOZ-waardering wordt uitgegaan van het waardeniveau en de toestand op de waardepeildatum. Mutaties zoals verbouwingen en wijzigingen in de objectafbakening worden meegenomen indien deze zich voordoen tussen waardepeildatum en het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde geldt.

In 2020 zijn de WOZ-waarden gebaseerd op de waardepeildatum 1 januari 2019. Aangezien ook aan het begin van kalenderjaar 2020 in Nederland nog geen sprake was van corona, kan deze crisis sowieso geen invloed hebben op de WOZ-waarderingen van dit jaar. De vraag of de coronacrisis effect heeft op de WOZ-waarderingen voor belastingjaar 2021 is complexer.

Nu de coronacrisis nog niet was begonnen op de waardepeildatum 1 januari 2020, heeft de crisis alleen invloed op de waardering voor 2021 als deze is aan te merken als ‘bijzondere omstandigheid’.

De formulering van letter c van art. 18 lid 3 aanhef bestaat, naast de waardeverandering, in feite uit vier begrippen, namelijk:

  • (i.) ‘omstandigheid’;
  • (ii.) ‘bijzonder’;
  • (iii.) ‘specifiek’ en;
  • (iv.) ‘de onroerende zaak betreffende’.

Samen geven deze vier begrippen de criteria voor toetsing. Voor de beantwoording van de vraag of de coronacrisis is aan te merken als een ‘bijzondere omstandigheid’, zijn al deze criteria relevant.

Naar mijn oordeel is het vooral de vraag of de coronacrisis als ‘specifiek’ en als voor ‘de onroerende zaak betreffend’ is aan te merken. Het effect van corona manifesteert zich immers vooral op landelijke en wereldschaal en raakt in beginsel alle objecten. Uit de parlementaire behandeling volgt ook dat het om ‘nauwkeurig aan te wijzen objecten’ moet gaan (Handelingen II, 1993/94, blz. 5539-5640). Tegen die achtergrond heeft het effect van de coronacrisis veel meer weg van een algemene marktomstandigheid waarvan de invloed pas verwerkt wordt bij WOZ-waarderingen naar waardepeildatum 1 januari 2021 en dus kalenderjaar 2022. Dat voor het ene marktsegment/branche de coronacrisis slechter uitpakt dan de ander, is hierin niet relevant. Fluctuaties in de markt zijn immers van alle tijden.
Dit is ook de lijn die Waarderingskamer en VNG hebben ingenomen. Steun daarvoor ontleent de VNG aan het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2018 waaruit blijkt dat de wetgever heeft beoogd als bijzondere omstandigheden in de zin van deze bepaling aan te merken: ‘de specifiek ten opzichte van één of meer onroerende zaken geldende, zich buiten die onroerende zaken voltrekkende, externe omstandigheden of oorzaken’ (ECLI:NL:HR:2018:457). Bij de landelijke coronacrisis is daarvan geen sprake. Ik deel die opvatting volledig.
Dit neemt niet weg dat er in de praktijk toch discussies denkbaar zijn over de vraag of lokale overheidsmaatregelingen rondom corona – zoals noodverordeningen of beleidswijzigingen – niet ook als een voor die branche specifieke ‘bijzondere omstandigheid’ is aan te merken. Niet uit te sluiten is dat voor bepaalde bedrijven er lokaal specifieke maatregelen worden getroffen om corona brandhaarden te bestrijden. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met de – mogelijk vervroegde – (algehele) sluiting van pelsdierhouderijen?

De jurisprudentie van niet alledaagse situaties die zijn aangemerkt als ‘bijzondere omstandigheid’ is beperkt, maar vormt wellicht een aanknopingspunt. Denk bijvoorbeeld aan beleidswijzigingen bij gedogen van permanente bewoning op een recreatiepark (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5458) of de opheffing van een gebruiks- en verhuurverbod van een kantoorpand (Gerechtshof Arnhem 11 november 2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BO3710).

Kort samengevat: de coronacrisis heeft geen invloed op de WOZ-waardering voor belastingjaar 2020. In beginsel geldt dit standpunt ook voor belastingjaar 2021, maar discussies zijn denkbaar rondom het toepassingsbereik van de ‘bijzondere omstandigheid’ in zeer specifieke gevallen. Hoe die discussie uitpakt moet uit jurisprudentie blijken. Wordt vast en zeker vervolgd…

 

 

 

Ronald Mols

Fiscaal adviseur lokale belastingen

Ruim 25 jaar (proces)ervaring in lokale belastingen. Gespecialiseerd in Wet waardering onroerende zaken, precariobelasting (kabels & leidingen) en kostentoerekening leges.

Deze website maakt gebruik van cookies

De noodzakelijke cookies zijn nodig voor het functioneren van de website. De statistiek-cookies verzamelen geen persoonsgegevens en helpen ons de site te verbeteren. Overige cookies zorgen voor een optimaal werkende website inclusief embedded content. Bekijk het cookiebeleid.